vrijdag 20 januari 2012

Blog onderwijsinnovatie wordt onderdeel van Surfspace!

Vandaag een goed gesprek met Anette Peet en Britt Huijpen over de nieuwe Surfspace gehad. De omgeving ziet er “Bloggie” uit, sterker nog het is een blog. Je kunt er profielen aanmaken en je kunt er goed vinden door zoektermen te gebruiken. De meest actuele berichten staan op de homepage en wanneer ze van de juiste “tag” zijn voorzien komen ze uit of in de omgeving van de special interest group waar het bericht bij hoort.

Hoewel de site online is zijn er nog wel wat kleine bugs. Niet alles kun je namelijk testen. Mocht je iets tegen komen stuur het dan naar info@surfspace.nl, je krijgt direct een reactie en wat er mee gedaan gaat worden.

Britt “ik merk nog wel eens dat er geen reactie komt wanneer ik ergens een melding maak, dat vind ik maar helemaal niets, dus wie een melding maakt krijgt zeker een reactie”.

In ons gesprek kwamen we tot de conclusie dat iedereen zijn bijdragen kan plaatsen, maar dat een column-achtige omgeving nog ontbreekt. En ja, dat is wat mijn blog is een multi column blog. Ik heb aangegeven hoe het achter de schermen werkt, persoonlijke benadering, plannen, mailen, redigeren en plaatsen. De Surfspace dames hebben er wel oren naar om dit op hun omgeving te ontsluiten. En ook zodanig dat de blog column berichten bij elkaar te vinden zijn. De opzet wordt dat er iedere dag een blog geschreven wordt over de thema’s die in de programma’s van SURF worden vorm gegeven. Toekomstige schrijvers worden via de Special Interest Group leden benadert. Annette en Britt gaan nu een en ander verder uitwerken. En dan zal deze blog onderwijsinnovatie opgenomen worden in Surfspace. Mijn opzet een multi column blog gaat verder onder nationale aansturing en onder dezelfde voorwaarden:

columnisten schrijven hun boeiende, prikkelende, uitdagende stukjes voor het blog en zijn lezers, alles onder het ruime onderwerp “onderwijsinnovatie”!

maandag 12 december 2011

1 jaar en een preslink


Vandaag bestaat deze blog exact een jaar. De berichten zijn meer dan 48.000 keer gelezen, dat is een mooi aantal! De komende maand zijn er even geen berichten (ik heb een sabbatical maand ;-) en in het nieuwe jaar komt er wellicht een verrassing. Dit multiblog voldoet aan de wensen van de schrijvers en lezers. Het is multi qua schrijvers, multi qua onderwerpen, multi aan de eigen wijze van schrijven, multi qua vrijheid, kort, lang, wel of niet (wetenschappelijk) onderbouwd, serieus, uitdagend, vanuit een instelling, bedrijf of persoon, zie maar zolang het over onderwijsinnovatie gaat en het bericht niemand beledigd vind ik het goed.

En mocht je nog eens een andere presentatievorm willen en tijdens de feestdagen  willen oefenen met video, geluid en opnames bij bijvoorbeeld een bestaande presentatie?
Klik dan hier. Bekijk de demo en kies daarna voor CREATE of andersom wat je wilt.  Het zal je vast bevallen!

zaterdag 10 december 2011

Op weg naar gezamenlijk toetsen

OPROEP!
Hoor onze minister: de kwaliteit van toetsen moet omhoog, laten we investeren in de basiskennis en aangewezen specifieke beroepscompetenties per opleiding.  Laten we dat vooral "extern" laten toetsen. Surf heeft in het programma toetsing en toetsgestuurd onderwijs gelden voor het opzetten van een “nationale toetsinfrastructuur” Daar zit natuurlijk een gedachte achter, dat is niet voor niets.

Nu kunnen we twee dingen doen als HO:
1. afwachten en denken “dat loopt zo’n vaart niet” en dan plots met een CITO2.0 geconfronteerd
   worden of
2. wij als SURF (en dan bedoel ik dus niet alleen het bureau voor de goede orde) pakken dit op een
    vormen onze eigen kwalitatieve toetsorganisatie, zowel inhoudelijk als beveiligingstechnisch als
    organisatorisch.

In het SURF programma zien we al samenwerking ontstaan met betrekking tot gezamenlijke itembankopbouw, zoals bij de verpleegkunde en gezondheidszorgopleidingen. Dit is de eerste stap op weg naar kwalitatief goede toetsen, lijkt me.

Hier gaan een aantal fases aan vooraf, ik denk dan bijvoorbeeld aan:
1. docent ontwikkelt eigen toetsen en neemt die af
2. docenten in een team ontwikkelen samen toetsen en nemen die af
3. docenten van verschillende teams of opleidingen ontwikkelen samen toetsitems (of stellen die ter
    beschikking aan elkaar) en nemen de toets af
4. docenten van verschillende HO instellingen maken items, stellen die ter beschikking en nemen een
    toets af.
5. Idem 4, er zijn een aantal specialisten die de analyses en verbeteringen van de itembank ter hand
    nemen.
6. Idem 5, de toetsen worden klaargezet afgenomen, nagekeken en met analyse krijgen student en
    docent de resultaten terug.
7. Idem 6, de gehele organisatie wordt uitgevoerd door specialisten al dan niet binnen de gebouwen
    van de HO-instellingen en/of in regionale toetscentra (businessmodel iets van: elke HO, MBO, VO
    en particulier instituut kan er terecht).
8. Idem 7, de student kan op elk moment toetsen wanneer hij/zij vindt dat ie er aan toe is.

Wellicht ben ik hier of daar een stap vergeten, maar dat zouden we nu mooi in SURF verband kunnen uitzoeken. Laten we een focus aanbrengen en eerst kijken naar dit soort summatieve grootschalige toetsing in een professionele omgeving, met vragen die multimedia bevatten, waarin het mogelijk is om beveiligd toetsen af te nemen met veel studenten die gelijktijdig een toets kunnen afnemen. Laten we focussen op eigen uitbesteding door gezamenlijk onze nu duur betaalde licentiegelden “in een pot te gooien”. Laten we dat vooral gefaseerd doen, maar wel tempo maken. Dan kunnen de docenten zich bezig gaan houden met onderwijs, talentontwikkeling, groei, formatief toetsen, met hun core business.

Laten we wel zijn, dat is wat we toch willen kwalitatief goed onderwijs, gevolgd door een kwalitatief goede toetsing? Maar wel vanuit onze organisaties en niet door een goed bedoelde opgelegde externe organisatie? Dat laten we toch zeker niet gebeuren? Laten we het vooral samen doen. Daarvoor hebben we SURF in het leven geroepen! Het programma toetsing en toetsgestuurd leren en de SURF SIG toetsing zijn de basis. Besturen, management, ICTO's en collega docenten moeten het body/gewicht geven. Dus HO doe mee, sluit je aan!

maandag 5 december 2011

Uitdagend: Je eigen goedbedoelde adviezen uitproberen op jezelf

Gert-Jan Los
Al jarenlang adviseer ik vele opleidingen en hun docenten op het gebied van de toepassing van ICT in het Onderwijs. Soms kom ik enthousiastelingen tegen die maar een heel klein duwtje of schouderklopje nodig hebben, dat werkt fijn. Ook werken met docenten die in eerste instantie die de boot afhouden is trouwens fijn. Zij die zich met goed zicht op de succesvolle projecten elders afvragen wat voor hen de meerwaarde is of kan zijn en wanneer (goed) onderwijs echt via ICT versterkt of ondersteund kan worden. Ik kan het alleen maar toejuichen. Jarenlang heb ik mijn advieswerkzaamheden gecombineerd met het geven van trainingen aan docenten, niet alleen op het gebied van ICT en Onderwijs, maar ik geef bijvoorbeeld ook didactische trainingen op het gebied van multiple-choise toetsitems schrijven. Sinds een jaar combineer ik mijn werkzaamheden ook met het geven van onderwijs aan studenten. Ik geef nu de onderwijseenheid ICT en Onderwijsinnovatie aan Masterstudenten van de opleiding Leren en Innoveren. Ik kan het iedereen aanraden: probeer al je eigen goedbedoelde adviezen eens uit op jezelf.

Natuurlijk was ik van plan vooral ook via ICT om onderwijsinnovatie te bewerkstellingen. Bijvoorbeeld, als adviseur wijs ik op een mix aan toetsvormen, en vraag ik docenten na te denken óf en wat men formatief en summatief zou willen toetsen, passend bij het onderwijs dat men voor ogen heeft. Vol goede moed begon ik aldus aan de formatieve digitale kennistoets over de bestuderen literatuur die studenten zelf op het moment dat zij er klaar voor zijn kunnen maken. Na voorbereidingen (o.a. het maken van de toetsmatrijs) begon ik uiteindelijk ook met het schrijven van toetsitems. En toen dan dus proberen te werken zoals je het als trainer / adviseur beoogt. De toetsitems in een vroeg stadium met een collega uitwisselen, het niveau van de vragen inschatten, rekening houden de verschillende niveaus van de taxomonie. En natuurlijk niet in mogelijke valkuilen trappen (ontkennende formuleringen, geen gelijkwaardige alternatieve antwoorden…); Vervolgens de weg vinden om de toetsitems in QMP te zetten en vervolgens de zelftoets digitaal aanbieden via QMP zodat studenten thuis, op hun eigen moment, wanneer zij de literatuur bestudeerd hebben, kunnen ervaren hoe ze ervoor staan. En ik zorg er natuurlijk ook voor dat de toets zo ingebed wordt dat het niet vrijblijvend wordt de toets te maken. Studenten ervaren het gelukkig als positief, een student meldde mij bondig “Handig die feedback”.

Tsja, het is dus uiteindelijk gelukt, maar vooral de tijdsinvestering vooraf overschrijdt ruimschoots het voorziene aantal uren. Daar wijs ik docenten tijdens de trainingen toetsitems schrijven ook altijd op, maar het bracht me ook op het volgende: als ik het zelf al zo lastig vind, terwijl ik mij ook nog eens voor mij bekend terrein begeef, hoe moet dat dan voor andere docenten zijn. Zij die een cursus van mij hebben gevolgd en het vervolgens in praktijk proberen te brengen. Ik heb voor docenten die dat lukt nog meer respect gekregen. Hierbij nog een voorbeeldje ter illustratie:

Als docent heb ik binnen een week twee technische bugs aan het licht zien komen bij de wiki waarin studenten samen aan een groepsopdracht werken. Ja, twee keer binnen een week. Mijn eerste reactie als docent was na de eerste bug: “Kan gebeuren, maar als het nu maar niet nog eens gebeurt.”En toen het de tweede keer gebeurde, met een andere bug: “Ik ga het anders organiseren, of een andere wiki, of dan maar niet via de wiki”. Uiteindelijk heb ik er bij beide gevallen toch voor gekozen in lijn met mijn adviezen vriendelijk mijn collega’s van functioneel beheer te benaderen. In beide gevallen was het technische probleem ook binnen een dag opgelost. Niet alleen is de wiki voor de hele organisatie weer toegankelijk, ook is het een goede gelegenheid om het belang van de 4 in balans nog eens aan te halen, zowel voor mij als docent in deze onderwijseenheid, als voor mij als adviseur ICT en Onderwijs voor Stenden hogeschool.

Afsluitend kan ik zeggen dat Onderwijs en ICT een uitdagende relatie blijft. Net als in elke relatie is succes nooit vanzelfsprekend. Blijven investeren in deze uitdagende relatie dus.

donderdag 1 december 2011

Zonder zorgen grootschalig toetsen?!

Kan dat? Ik merk dat Hoger Onderwijs Nederland al een tijdje op zoek is naar mogelijkheden van grootschalig gelijktijdig toetsen, zonder gedoe, betrouwbaar, beveiligd en met een mogelijke menukeuze. De huidige pakketten schieten te kort en soms ook de (keten)organisatie. Ik mocht daar onlangs op een SURF dag over digitale toetsafname systemen al eens iets over vertellen.

Hoe kan zo’n keuzemenu er dan uitzien?
1. Afnamesysteem intern of uitbesteed?
2. Data intern of uitbesteed?
3. Toetsen in regionale toetscentra of toch in house?
4. Infrastructuur bepalend of past binnen de eigen infrastructuur
5. ………….

Het lijkt mij een prima idee om zo’n menu eens verder uit te werken en tot een nationale toetsinfrastructuur te komen. Niet via allerlei moeilijk QTI(light) standaarden of zo iets maar gewoon in een overall omgeving, omdat:
· je organisatie professioneel met toetsen en examineren bezig is
· je zeer grote aantallen examens op hetzelfde moment wilt kunnen afnemen
· je je op de inhoud wilt kunnen concentreren
· je je over techniek geen zorgen wil maken
· je 100% veiligheid eist
· je je wensen terug wilt kunnen zien in de software

In Engeland kennen ze zoiets al langer met een uitserveeromgeving die 18.000 toetsen gelijktijdig en indien gewenst multimediaal uitserveert. We hebben het dus over “proven technologie”!

Ook zo’n genoeg van al dat gedoe? Wie wil in gesprek over een gezamenlijk initiatief. Laten we dat vooral samen doen met SURF en wel concreet in het programma Toetsing en Toetsgestuurd Leren.

Interesse? Mail me: h.a.t.logtenberg@saxion.nl.
Tijd om eens wat (meer) samen te doen!


Oh ja, conversies of overzetten van je eigen omgeving naar een nieuwe infrastructuur moet gewoon in de deal zitten, dus dat mag geen obstakel zijn.

BYOD! Manouvreren tussen functionaliteit en veiligheid

Marco Otte
Servicemanager IT en onderwijs bij de IT afdeling van Wageningen UR.

Het zoemt, het lispelt, het ruist en het hangt in de lucht:
Bring Your Own Device!

Collega Chris blom geeft in zijn bijdrage aan dit BLOG een nuancering van de stuurbaarheid van en binnen het Web en de wereld van de mobiele apparatuur. In deze bijdrage aandacht vooral aandacht voor dat laatste.

Bij Wageningen UR stond het vorige jaar nog onder de noemer “Bring your own PC” in het zogenaamde “CIO – werkplan 2011”. In dit plan spreken alle stakeholders die met ICT en Onderwijs te maken hebben, af wat er het komende jaar aan innovatie en vernieuwing op gebied van ICT en Onderwijs gaat worden gerealiseerd.

Bij alle items in het plan staat wat de doelstelling is en dat was in dit geval:
“Het doel van het project is voorbereid te raken op de vraag, wat de plaats van hardware van studenten in het PC-park van Wageningen UR is.”

Een klein jaar verder leest dit bijna als een archaïsme. Studenten slepen geen laptops (meer) mee, hooguit hier en daar een netbookje, nee, ze hebben een smartphone!

De stuurgroep die de items in het CIO-werkplan van hoge dan wel lage prioriteit voorziet, gaf dit initiatief een lagere prioriteit. In 2011 zijn de inspanningen beperkt gebleven tot enkele discussiebijeenkomsten en een enquête onder studenten over het gebruik van smartphones. De enquête leert dat de stuurgroep een wijs besluit heeft genomen:

§ In 2011 heeft 35% van onze eerstejaars studenten een smartphone; tegen 28% van alle studenten in
   2010;
§ 55% van de smartphone bezitters raadpleegt internet er meerder keren per dag mee. 22% doet dit
   elke dag;
§ Mail en Schedule (rooster) achtige informatie (in EDUweb) zijn de meest gewilde EDUdiensten voor
   mobiele toegang met een smartphone.

Maar hoe vliegen we het nu verder aan?

Het staat buiten kijf dat over 2 à 3 jaar alle studenten over een smartphone beschikken, simpelweg omdat er dan geen dumbphones meer te koop zullen zijn. Kortom nú is het momentum om applicaties (om ) te bouwen, gebruikersinterfaces geschikt te maken voor weergave op kleine schermpjes (Tip: Gebruik vooral donkere tinten: Spaart batterij!)

Dus IT: Aan de slag!? Ho ho ho! Dat gaat zomaar niet! Want al die tig verschillende devices/smartphones met al die verschillende operating systems/platformen (Androïd, Windows Mobile, Symbian, Blackberry OS, IOS) van verschillende versies, rijp en groen, opensource en closedsource, zijn potentiële bronnen van besmetting van het WURnetwerk zodra ze daarmee verbonden zijn! Hackers zullen gauw de veiligheidslekken in populaire platforms ontdekken en de koppen op telegraaf.nl of Nu.nl zullen sappig berichten over studentengegevens die op straat liggen. Naast imagoschade zit natuurlijk ook niemand te wachten op het wegen virussen of hackers “uit de lucht” zijn van de dienstverlening!

Kortom : IT staat voor de uitdaging om d.m.v. techniek connectiviteit te bieden tot het universiteitsnetwerk met als randvoorwaarden een zo laag mogelijk veiligheidsrisico en maximale functionaliteit!

Maximale functionaliteit? Wat is dat dan? Dat is heel simpel: Internettoegang! Geen gedoe met Apps en nog minder gedoe met Appsen voor al die verschillende devices en operating systems!
Een goede applicatie kopen die voldoet aan de html 5 standaard en alle browsers kunnen daar dan mee uit de voeten!

Ideaal toch? Ja dat wel en ook nog niet helemaal realistisch anno nu. HTML 5 is een standaard die nog in ontwikkeling is en ook de bedoelde browsers zijn nog niet allemaal html-5-ready. Maar het is wel de way-2-go: Kwestie van tijd.

En voor wie het nu nog niet weet wat met your own device wordt bedoeld: Hier een enthousiaste amerikaan die het eventjes uitlegt met aansluitend een legal notice t.a.v. aansprakelijkheidsrisico’s van BYOD!

zaterdag 26 november 2011

Innovatie van wát eigenlijk?

Martin Boere
Ik stel voor om het woord innovatie voorlopig niet meer in de mond te nemen en het wiel maar eens helemaal opnieuw te gaan uitvinden. Wanneer t.z.t. blijkt dat daar iets aan te verbeteren valt mogen de innovators weer van zich laten horen……

In het kader van een plan voor het oprichten van een geheel nieuwe school voor middelbaar onderwijs dacht ik een paar jaar geleden dat het wellicht van pas zou komen wanneer ik naast mijn bestaande onderwijsbevoegdheid als kunstvakdocent er via een parttime-opleiding nog een tweede bevoegdheid bij zou halen. Gezien mijn affiniteit met vreemde talen lag de aard van de te maken keuze nogal voor de hand en dus besloot ik een bachelor-opleiding Engels te gaan volgen.

Parallel aan mijn opleiding ging ik tevens als vervangend docent Engels aan de slag, wat ik vanuit mijn langdurige onderwijservaring en reeds voor handen zijnde taalbagage wel aandurfde. Zodoende ben ik een geheel andersoortige rol gaan vervullen als leraar en heb ik van binnenuit het reilen en zeilen van een taalvaksectie mogen ervaren. Ik zou de nodige smakelijke verhalen kunnen vertellen over hoe het mij als oudere student te midden van voornamelijk veel jongere studenten is afgegaan, hoe ik de opleiding en de manier waarop deze was georganiseerd heb ervaren en hoe het is om na 24 jaar onderwijspraktijk jezelf als groentje in een geheel andere vakdiscipline voor de klas te zetten. Waar het mij hier echter om gaat is de tamelijk schokkende ontdekking van zaken die zich weliswaar al die jaren dat ik op scholen werkzaam ben geweest binnen mijn gezichtsveld hebben afgespeeld, maar waarvan ik nooit werkelijk doordrongen was geweest tot het moment dat ik er in mijn nieuwe lerarenrol direct mee te maken kreeg. E.e.a. werd tezelfdertijd ook aangestuurd door het lezen van een onderwijsreader, samengesteld door de HAN (Hogeschool van Arnhem en Nijmegen), welke ik t.b.v. het schrijven van een onderwijskundig concept voor bovenvermelde nieuw op te richten school had geraadpleegd. In deze reader werden didactische onderwerpen behandeld zoals ‘effectief vragen stellen’, ‘activerende instructie’ en ‘huiswerkdidactiek’. Nu was ik vanuit mijn oorspronkelijke pedagogische opleiding natuurlijk niet onbekend met dergelijke aspecten, maar in mijn nieuwe lerarenrol werd ik er in een geheel andere context mee geconfronteerd.

Het begon met een voorval in een Havo 3-klas. Het was me opgevallen dat de leerlingen opvallend veel moeite hadden met het vervoegen van werkwoorden. Ik dacht hen hierin behulpzaam te zijn door ze van extra oefeningen te voorzien. De eerste oefening begon met ‘jullie lopen’, te vertalen met toepassing van de juiste vervoeging. Nadat ik de blaadjes met de opdrachten had uitgedeeld stak driekwart van de leerlingen de vinger op om eensgezind te vragen: “Hoe zeg je ‘jullie’ in het Engels?”. Uiteraard dacht ik in eerste instantie dat een nieuwe docent hier even op karakteristieke wijze uit de tent werd gelokt, maar nee, de vraag was bloedserieus bedoeld. Dit voorval bleek symptomatisch te zijn voor het niveau dat ik in vrijwel alle klassen die mij waren toevertrouwd aantrof. Het zette mij er tevens toe aan om na te gaan hoe zaken sectiebreed eigenlijk waren georganiseerd en of er enige afstemming was tussen de talensecties onderling. Getoetst aan eerder genoemde reader bleek dat de meest elementaire maatregelen om het leerprogramma binnen de sectie te stroomlijnen en leerprocessen te controleren niet bestonden en in de geschiedenis van de vaksectie ook nooit hadden bestaan. Onnodig te vermelden dat van enige afstemming tussen de secties Nederlands, Engels, Frans en Duits helemaal geen sprake was. Zo trof ik op een andere school de situatie aan dat de docent Nederlands vanuit diens methodeboek het gehele brugjaar bezig was de leerlingen vertrouwd te maken met de toepassing van de o.t.t. en de o.v.t., omdat hun kennis hieromtrent die zij vanuit het basisonderwijs aandroegen tal van hiaten vertoonde. Dit weerhield zijn collega Frans er echter niet van om zijn brugklasleerlingen te bestoken met de futur en de conditionnel. Nu deed zich op deze zelfde school het opmerkelijke feit voor dat er een uitgebreid document bestond dat ooit door een taaldocent was vervaardigd en waarin de grammatica van Nederlands, Engels, Frans, Duits én Latijn schematisch was ondergebracht, zodanig dat de onderlinge verbanden tussen grammaticale regels zichtbaar werden. Dit document was echter nooit ter hand genomen om enige vorm van afstemming tussen de talensecties tot stand te brengen. Incidentele en extreme omstandigheden zegt u? Dat trachtte ik mijzelf aanvankelijk ook wijs te maken. Verdere navraag leerde echter dat dergelijke situaties op scholen eerder regel dan uitzondering zijn.

Afgelopen voorjaar werd mijn jongste dochter in haar Havo 2-klas mikpunt van pesterijen, die er uiteindelijk toe hebben geleid dat mijn vrouw en ik haar van school hebben moeten halen. Bij gebrek aan plaatsingsmogelijkheden elders heb ik haar tot aan de zomer thuisonderwijs moeten geven. Dat haar onderwijs het nodige aan kwaliteit ontbeerde had ik al eerder gemerkt bij het verlenen van assistentie bij het huiswerk. Nu ik echter dieper betrokken raakte bij haar schoolwerk bleek pas hoe rampzalig zij over vrijwel de gehele linie werd onderwezen. Het systematisch leren van woordenrijtjes, het kunnen uitspreken van de woorden uit die woordenrijtjes, het begrijpend kunnen lezen van een tekst, het was er gewoon allemaal niet bij.

Tegen de achtergrond van dergelijke situaties krijgt het begrip onderwijsinnovatie een wel erg surrealistische bijklank. Wat valt er immers te innoveren aan iets dat kennelijk nooit bestaan heeft? Niettemin zijn de sectievergaderingen, teamvergaderingen en studiedagen die ik vanaf het begin van mijn loopbaan heb moeten meemaken hoofdzakelijk besteed aan verandering en vernieuwing van het bestaande. Met betrekking tot de toepassing van ICT in het onderwijs ben ik altijd al van mening geweest dat dit een koekoeksei was, doch pas in mijn rol als docent Engels werd me volledig duidelijk hoezeer ICT wordt aangewend om leegten te maskeren. Voorts moeten niet alleen de pleitbezorgers van innovatie schuldig worden bevonden aan het verspreiden van een valse illusie, maar ook zij die pleiten voor restauratie van het oude bestel, zoals met name Beter Onderwijs Nederland (BON) dat doet. Wat valt er immers te restaureren als het onderwijs blijkbaar nooit op een daadwerkelijk professionele basis is georganiseerd?

Ik stel dan ook voor om het woord innovatie voorlopig niet meer in de mond te nemen en het wiel maar eens helemaal opnieuw te gaan uitvinden. Wanneer t.z.t. blijkt dat daar iets aan de te verbeteren valt mogen de innovators weer van zich laten horen.

Martin Boere

maandag 21 november 2011

Succesvolle TPACK-teams in de praktijk

Gerard Dummer

“Wat doen ze eigenlijk bij jullie op de Pabo aan ICT? De studenten die wij krijgen weten niet eens hoe het digibord werkt!”.

Inleiding
Zo’n uitspraak hoor ik nog al eens. De uitspraak komt van basisschoolleerkrachten of ICT-coördinatoren (politiek correct spreken we natuurlijk over de i-coach, e-coach, onderwijskundig ICT’er of misschien zelfs wel over een TEL-coach). Het is een uitspraak die me altijd irriteert. Om meerdere redenen. Het is waar en niet waar. Het is belangrijk en niet belangrijk. Het is waar omdat niet op elke Pabo ICT ingebed is in het curriculum. Het is niet waar omdat je op verschillende plekken wel initiatieven ziet om dit voor elkaar te krijgen. Het is belangrijk omdat het digibord een mooi hulpmiddel is bij het lesgeven. En het is onbelangrijk omdat het maar een klein deeltje is van de mogelijkheden die ICT biedt voor het onderwijs.

In de tussentijd wordt er veel geschreven over de manier waarop je ICT in de lerarenopleiding zou kunnen integeren. In een literatuurstudie van Fisser, Voogt, Tondeur en Van Braak (2010) over het TPACK-moel beschrijven ze verschillende manieren. In deze bijdrage wil ik ingaan op de manier waarop wij op de Pabo in Amersfoort (Instituut Theo Thijssen) handen en voeten aan geven aan de integratie van ICT in het onderwijs. Om te laten zien wat er op de Pabo gebeurt en hoe we studenten voorbereiden op de toekomst. Ik zal eerst kort stil staan bij het TPACK-model. Daarna beschrijf ik de werking van drie concrete voorbeelden van TPACK-teams en tot slot sta ik stil bij wat er nog te wensen over blijft.

Wat is TPACK?
TPACK is een afkorting en staat voor Technological Pedagogical Content Knowlegde. Vrij vertaald is het de kennis en vaardigheden die een leraar moet hebben om technologie in te zetten ter ondersteuning/ verrijking van zijn didactiek om de vakinhoud over te brengen. Het is een conceptueel model dat laat zien dat de je niet afzonderlijk moet werken aan ICT-vaardigheden en afzonderlijk moet werken aan didactische en vakinhoudelijke vaardigheden. Maar dat je die geïntegreerd moet aanbieden. Het model is uitgewerkt door Mishra en Koehler (2006) en is afgeleid van het PCK-model van Schulman (1986).

Voorbeeld: TPACK in het eerste jaar
In onze opleiding werken studenten aan beroepstaken. Beroepstaken zijn geïntegreerde toetsen waarin theorie en praktijk met elkaar verbonden zijn. Geïntegreerd houdt in dat verschillende vakken samenwerken in 1 beroepstaak.

Een voorbeeld van een beroepstaak waarin ICT ook is opgenomen is de leerlingbespreking op een multimediale manier. In deze beroepstaak moet de student een presentatie houden over een leerling die hij heeft geobserveerd in de praktijk. Op basis van de vakinhoudelijke kennis beschrijft hij de leerling en presenteert dat aan de assessoren.

Vanuit de sectie ICT en onderwijs hebben we rondom deze beroepstaak samengewerkt met de sectie Beeldende Vorming. Gezamenlijk hebben we gekeken hoe we studenten een multimediale presentatie konden laten vormgeven. Studenten maken straks in het progamma Bordwerk.nl een infographic. Met beelden, teksten, grafieken, tabellen, video’s, mindmaps en woordwolken vertellen ze straks wat ze hebben geobserveerd en wat hun bevindingen daarover zijn.

Voorbeeld: TPACK in het tweede jaar
In het tweede jaar leren de studenten om voor rekenen en wiskunde didactiek (RWD) een interactieve nabespreking te houden en leren ze om leerlingen te laten werken aan gecijferdheid in de bovenbouw. In een interactieve nabespreking bespreking studenten de verschillende oplossingen die leerlingen hebben bedacht voor een som. Bij gecijferdheid gaat het om het kritisch kunnen omgaan met getallen die je in de dagelijkse praktijk tegen komt. Samen met de RWD-docenten hebben we gekeken hoe studenten het digibord op een interactieve manier kunnen inzetten tijdens hun nabespreking. Daarbij moesten studenten een balans zien te vinden tussen het van te voren klaarzetten van materiaal op het digibord en het soepel kunnen inspelen op oplossingsmanieren van leerlingen.

Bij gecijferdheid hebben we een koppeling gemaakt met het onderwerp mediawijsheid dat we vanuit onze invalshoek wilden inbrengen. Dit heeft geleid tot het ontwerp van een les waarin leerlingen op een kritische manier leren omgaan met getalsmatige informatie die ze op internet tegen komen. Leerlingen moeten bijvoorbeeld kunnen beredeneren of de tijd en afstand die een routeplanner aangeeft ook wel echt klopt. (zie ook Dummer, 2011a)

Voorbeeld: TPACK in het derde jaar
In het derde jaar leren de studenten de cyclus van handelingsgericht werken (HGW) toe te passen. De cyclus houdt in dat je als leraar kijkt naar wat leerlingen doet (fase van waarnemen), dat je de resultaten interpreteert (fase van begrijpen), dat je op basis van de onderwijsbehoefte van leerlingen een planning maakt en dat je die uitvoert (fase van realiseren). De RGW-cyclus loopt als een rode draad door de opleiding. In het derde jaar werken de studenten aan een grote beroepstaak waarin de ze een groepsbespreking moeten houden.

Vanuit ICT werken we in deze beroepstaak samen met de secties Onderwijskunde en Pedagogiek, Nederlands en RWD. We laten zien hoe studenten voor de groepsbespreking een digitaal leerlingvolgsysteem (LVS) in kunnen zetten. Dit jaar hebben de studenten uitgebreid kennis gemaakt met het LVS Parnassys. Studenten hebben geleerd hoe het LVS werkt en hoe ze de gegevens kunnen interpreteren op basis van hun kennis over de ontwikkelingsgebieden, vakinhouden en leerlijnen. (zie ook Dummer, 2011b)

Wat wensen we nog meer?
De voorbeelden staan uitgebreider beschreven op mijn eigen weblog. Maar wat is er nog te wensen over. De voorbeelden moeten laten zien dat we op verschillende manieren werken aan het ICT-competent maken van aankomende leraren. Maar we zijn er nog lang niet. Op onze opleiding hebben we bijvoorbeeld nog beperkte ruimte om echt de diepte in te gaan op vernieuwende onderwerpen zoals augmented reality en gaming. In het algemeen geldt dat verankering van ICT in het curriculum van opleidingen nog helemaal geen gelopen race is. Het is nu vaak afhankelijk van het doorzettingsvermogen van gedreven docenten. Verankerd kan het pas zijn als de uitgangspunten van de kennisbases voor studenten en die voor lerarenopleiders ligt in het TPACK-model en niet meer in het PCK-model (zoals nu nog het geval is). Verankerd kan het pas zijn als de Kennisbasis-ICT net zoals de kennisbasis voor RWD en Nederlands een landelijk getoetst item is. Verankerd kan het pas zijn als ICT net zoals in Vlaanderen tot Eindtermen voor het basisonderwijs zijn gepromoveerd.

Tot die tijd doen we ons best en doen we net alsof bovenstaande al het geval is.

Bronnenlijst
Dummer (2011a). TPACK op de Pabo. Opgehaald op 20-11-2011 van: http://www.gerarddummer.nl/blog/2011/09/tpack-op-de-pabo.html.

Dummer (2011b). TPACK op de Pabo (2). Opgehaald op 20-11-2011 van: http://www.gerarddummer.nl/blog/2011/10/tpack-op-de-pabo-2.html

Fisser, P., Voogt, J., Tondeur, J., & van Braak, J. (2010). Technological Pedagogical Content Knowledge (TPACK): Een literatuurstudie. In Voogt, J. Technological Pedagogical Content Knoweledge: een samenhangede didactiek voor leren met ICT? Symposumbijdrage gepresenteerd op de Onderwijs Research Dagen (ORD), Enschede, 23-25 juni 2010

Mishra, P., & Koehler, M. J. (2006). Technological Pedagogical Content Knowledge: A new framework for teacher knowledge. Teachers College Record 108 (6), 1017-1054

Shulman, L. S. (1986). Those who understand: Knowledge growth in teaching. Educational Researcher, 15(2), 4–14.

donderdag 17 november 2011

Beleidsinstrumenten voor ICT en onderwijs

Peter van ’t Riet
lector ICT en Onderwijsinnovatie
Hogeschool Windesheim

‘ICT en onderwijs’ wordt meestal ingevuld op het microniveau van het onderwijs. Op dat niveau gaat het om wat de docent doet met de leerlingen/studenten “in de klas”. Het onderwijsleerproces staat dan centraal: de docent onderwijst, de leerling/student leert. Het is het niveau waar heel het onderwijs om draait. Terecht houden daarom velen zich bezig met de vraag hoe dat onderwijsleerproces met behulp van ICT kan worden geoptimaliseerd. Daarbij wordt vaak gedacht aan het vergroten van de leerprestaties of de leerresultaten. Maar minstens even belangrijk is dat ICT de aard van de onderwijsleerprocessen verandert. Het onderwijsleerproces van mijn jeugd in de jaren ’60 bestond eruit dat de leraar aan een groep leerlingen de stof uitlegde, hun het huiswerk opgaf, dat huiswerk de volgende les overhoorde en vervolgens het volgende stuk leerstof begon uit te leggen. Hoewel ook zonder gebruik van ICT dit simpele onderwijsleerproces al in de jaren ’70 en ’80 werd aangevuld met allerlei andere werkvormen, heeft de introductie van ICT in het onderwijs in de jaren ’80 en ’90 daar nog veel meer variatie aan toegevoegd. Internet heeft er bijvoorbeeld voor gezorgd dat we van een beperkt leerstofaanbod van goede kwaliteit (één schoolboek per vak) zijn gemigreerd naar een overvloed aan leerstof waarvan we de kwaliteit vaak maar moeilijk kunnen inschatten. Social media hebben het individuele leren (achter je bureautje je huiswerk maken) vervangen door netwerkleren (leerlingen leren terwijl zij online zijn).

Behalve op het microniveau beïnvloedt ICT het onderwijs ook op het mesoniveau. Dat is het niveau waarop onderwijs georganiseerd wordt: de school, de opleiding, de faculteit of de instelling. Alle processen die zich op dat niveau afspelen worden door ICT-systemen ondersteund of aangestuurd. De informatiehuishouding van de meeste onderwijsinstellingen is echter nog altijd een chaotische kluwen van servers, pc’s, informatiesystemen en netwerkverbindingen. Meestal wisselen die systemen op een houtje-touwtje manier gegevens met elkaar uit. De informatiearchitectuur van onze instellingen is gebrekkig, en diverse afdelingen maken gebruik van dezelfde of verwante gegevens zonder het beheer ervan op elkaar af te stemmen. In mijn onderzoek bij acht grote hogescholen in 2009 bleek dat informatieuitwisseling tussen de informatiesystemen van de instellingen tamelijk primitief geregeld is met downloads en uploads via spreadsheets en tekstbestanden, waarin onderweg van alles wordt gewijzigd. Gevolg is bijvoorbeeld dat geen enkel informatiesysteem hetzelfde aantal ingeschreven studenten ophoest. Hier valt dus nog een wereld te winnen, zeker ook in het hoger onderwijs.

Eenvoudig is het overigens niet. Het onderwijs ziet zichzelf vandaag geplaatst in een gigantische ruimte van ICT-apparaten, Web 2.0-toepassingen, didactische en wetenschappelijke databases, en bedrijfsinformatiesystemen. Het is de vraag hoe docenten en onderwijsmanagers daaruit nog een verstandige keuze kunnen maken bij het inrichten van hun onderwijs en bedrijfsprocessen. Onderwijsmanagers moeten daarom beleid voor ICT en onderwijs maken en dat beleid implementeren. Om die beleids- en implementatieprocessen te ondersteunen bestaan er beleidsinstrumenten. Allereerst is er het lagenmodel van het onderwijs. Beleid met zijn zwaartepunt op het microniveau (docent met ICT in de klas) heeft altijd maatregelen op het mesoniveau (onderwijsorganisatie) nodig ter ondersteuning. Omgekeerd zal ICTO-beleid op mesoniveau (processen en informatiesystemen) niet slagen zonder maatregelen op microniveau (medewerking van docenten en studenten). Verder moet bij innoverend ICTO-beleid nagedacht worden over het soort innovatie dat wordt nagestreefd. Er zijn diverse typen innovatie, variërend van incrementeel tot radicaal, die elk hun eigen dynamiek hebben. Kennis daarvan kan voorkomen dat innovaties stranden omdat met die dynamiek onvoldoende wordt rekening gehouden. Voor complexe innovaties bestaat er een faseringmodel. En de beleving van innovatieve projecten volgt vaak een Gartner-Hype-Cycle-curve. Anticiperen op het dieptepunt in die curve en je rug recht houden kan voor het slagen van de beleidsimplementatie cruciaal zijn. Vervolgens is er het ICT-bedrijfsmodel dat ik in 2008 heb beschreven in mijn lectorale rede. Het kan voorkomen dat beleidmakers belangrijke aspecten van een ICTO-innovatie over het hoofd zien waardoor ze tijdens de implementatie in de problemen zouden kunnen komen. Ook is er het Vier-in-Balans-model van Kennisnet dat een check biedt op de implementatie van ICTO-beleid. En voor de professionalisering van docenten kan men gebruik maken van de ICT-kennisbasis van ADEF.

Kortom, de ICTO-werkelijkheid is complex, maar er zijn riemen om mee te roeien op dat woelige water. Voor een uitgebreide beschrijving van bovengenoemde beleidsinstrumenten verwijs ik naar het artikel dat ik daar onlangs over publiceerde op de website van het lectoraat ICT en Onderwijsinnovatie van Windesheim.

dinsdag 15 november 2011

De bal het werk laten doen?

Onlangs speelde een collega me wat uitspraken toe: '… Maar dan gaat het vooral over het didactische aspect. Wanneer je puur naar het onderwijs kijkt, is er vrijwel niets mis met onze studie. …' en '… Als jij en ik daar twee of drie dagen hard aan gaan werken, dan is die handleiding binnen een weekend aangepast en hbo-waardig. …' Aldus een docent in antwoord op een vraag naar de lage studentenwaardering van een opleiding.

Het houdt me al dagen bezig. Wat is hier aan de hand? Deze docent lijkt zijn eigen rol en handelen in de onderwijspraktijk, zijnde de interactie met studenten, volledig los te koppelen van de opleiding die hij samen met zijn collega's in de markt zet. In een gesprek over de studentoordelen lijkt het niet te gaan over de kwaliteit van het leerproces en de leerresultaten van studenten en hoe je dit proces zou kunnen verbeteren, maar over de kwaliteit van studiehandleidingen en andere tastbare uitingen van de opleiding. Misschien hebben we dit over onszelf afgeroepen met het vertalen van onderwijskwaliteit in rendementscijfers en accreditatieprotocollen.

Ik geloof dat onderwijs staat of valt met de kwaliteit van de didactiek ofwel de kunst van onderwijzen. De docent (kunstenaar!) en zijn/haar interactie met de student(en) is bepalend voor goed onderwijs. Alle hulpmiddelen, van gebouw tot en met studiehandleidingen en meer, en de kwaliteit daarvan helpen zeker, maar komen op een tweede of volgende plaats. Het zijn instrumenten voor docenten en studenten om een (meer) efficiënte en effectieve leeromgeving te creëren.

Met dit geloof probeer ik ook samen met collega's ICT in onderwijs een goede plek te geven. Enkele jaren geleden kwamen we tot het inzicht dat de kritische factor in het succesvol invoeren van digitale leeromgevingen in de onderwijspraktijk niet de digitale leeromgeving zelf is, maar het al dan niet voor de hand liggende gebruik ervan in het leerproces van docenten en studenten.

We erkenden dat de digitale leeromgeving een hulpmiddel is: het kan het leerproces versnellen, verbreden, verdiepen en voor meer mensen toegankelijk maken. Dit maakte dat we ons gingen richten op docenten en het leerproces. Uitgangspunt werd en is: Welke ICT-tools heeft een docent of student nodig om het leerproces te verbeteren? En hoe passen we het gebruik van die ICT-tools in in de didactiek die een docent neerzet?

Hiermee werden de ICT-tools op zichzelf minder belangrijk en doe ik niet meer mee in discussies over Blackboard versus Sharepoint. Of Testvision versus Question Mark Perception, ook een fijne!

De ervaring leert dat elke (gelijksoortige) tool nooit helemaal past in wat je wilt. In plaats van te gaan knutselen aan de tool, zoals we voorheen deden, focussen we nu op wat er wél kan en halen daar het voordeel uit.

Eigenlijk zou je kunnen zeggen dat ICT (de digitale leeromgeving) een voetbal is. Als we een spannende wedstrijd willen meemaken, moeten we de voetbalcoaches en -spelers trainen in speltechnieken met die bal in plaats van de voetbal die wordt gebruikt, verbeteren of herontwerpen.

Natuurlijk is de kwaliteit van de bal van invloed op het spel, maar uiteindelijk doet de gemotiveerde voetballer het met elke bal die voorhanden is. Ik heb nog nooit een voetballer na een goede training of wedstrijd horen zeggen dat de bal zo lekker rond was: ze hebben het over mooie een-tweetjes, acties en doelpunten!

Marijke Hezemans, Hogeschool Utrecht

vrijdag 11 november 2011

Is het studentenvolgsysteem de baas of ben jij het?

Carmen Peters, VU
Toen ik begon met studeren, bestonden er nog geen hightech kopieerapparaten. Het maken van een kopietje kostte in die tijd nog 25 cent. Dus je liet het wel uit je hoofd om voor je groep even een aantal kopietjes te maken. Voor het maken van grotere aantallen kopieën was er een andere optie. Je typte je tekst op een stencil, vervolgens kon je daarmee op een stencilmachine tot een maximum van 100 kopieën draaien. Dat was een goedkopere oplossing.

Als je een nette versie van je scriptie wilde laten maken, moest je naar de repro. Johan van Woensel was de baas van de repro. Hij was niet zomaar de baas, hij was de koning van alle reproapparaten. Als eerstejaarsstudentje leerde ik al snel dat je hem te vriend moest houden. Want het kwam wel eens voor dat je heel vroeg, vóór half negen, iets wilde laten reproduceren. Of erger nog, dat je iets nodig had, juist op het moment dat Johan aan zijn pauze begon. En dan was het heel fijn als Johan dat toch voor je wilde doen.

Dus hoe deed je dat? Als er iets te vieren was, nam je ook een koek of stuk taart mee voor Johan. Je bracht dat persoonlijk naar hem toe. Je behandelde hem als een koning en zorgde er zo voor dat je net iets meer van hem gedaan kon krijgen dan alles wat binnen de openingstijden en regels viel.

Vele jaren later leerde ik bij een ARBO-training dat dat regelcapaciteit heet. Als in het werk alles met regels wordt dichtgetimmerd en er geen ontsnappen mogelijk is, dan is de regelcapaciteit van mensen ernstig ingeperkt. Op het moment dat binnen het werk de regeldruk de regelcapaciteit overschrijdt, ervaren mensen hun werk als belastend. Dat kan soms zover gaan, dat ze daar uiteindelijk ziek van worden.

Dat schoot door mijn hoofd, toen ik deze week in een training aan hbo-docenten een van de gouden principes stond uit te leggen over hoe je er als docent voor kunt zorgen dat studenten gaan studeren. Het ging over de vraag, hoe je als docent, studenten zo snel mogelijk in de studiestand krijgt. Eén van de gouden principes daarbij is: vaak en gevarieerd formatief toetsen en veel feedback geven[1]. Het werken met alleen één eindtoets per module, is vragen om lage studierendementen. Bij cursussen die slechts een eindtoets hebben, weet de docent (en opleiding) niet of zijn studenten ook maar enigszins op schema liggen met het doornemen en bestuderen van de stof. En verder weet de docent ook niet hoe goed ze de stof leren: kunnen de studenten de problemen in de stof wel tackelen? Als een docent daar tussentijds geen informatie over opdoet, dan heeft hij geen gelegenheid meer om daarin bij te sturen.

Voor docenten die wel graag willen dat hun studenten op tijd beginnen met studeren, is er dus dat gouden principe: vaak en gevarieerd formatief toetsen en veel feedback geven.

We bespraken in de training deze aanpak en daar kwam het commentaar: “Het is op onze hogeschool ten strengste verboden om tussentoetsen te doen… “ en, “Het studenteninformatiesysteem laat dat niet toe…”, “Het is niet toegestaan om een schaduwadministratie bij te houden.”

Gelukkig waren er een aantal docenten die er toch iets op hebben gevonden. Ze hebben hun eigen regelcapaciteit vergroot, en houden een “illegale” schaduwadministratie bij.

Hoe is het zover gekomen dat de systemen en regels de overhand hebben gekregen in het onderwijsleerproces?

Wanneer luisteren we naar de docent en hoe hij gediend zou kunnen worden bij het inrichten van onderwijs dat tot doel heeft studenten zo snel mogelijk tot optimaal leren te krijgen?

Voor de tussentijd kan ik de docent alleen maar adviseren: pak de ruimte om zelf het leerproces van je studenten te bevorderen. Tooly’s kunnen daarbij helpen en voorwaardenscheppend zijn[2], maar de echte onderwijsverbetering komt bij de docent vandaan.

10 november 2011

[1] Voor onderbouwing van de deze aanpak zie Dee Fink, L (2003). Creating Significant Learning Experiences
[2] Twee tooly’s die bij het proces van werken met tussenopdrachten, binnen de VU worden gebruikt: peerreview van Turnitin en een eigenbouw monitor systeem in Sakai, dat de docent helpt om overzicht te houden ( bij studenten aantallen > 25) over wie welke tussenproduct heeft ingeleverd, al feedback heeft gehad en welke volgende versies van tussenopdrachten al zijn binnengekomen.

dinsdag 8 november 2011

Eenvoudige learning analytics

met behulp van Google Analytics
Optimalisatie van leertrajecten vereist dat learning analytics worden geïmplementeerd. Afhankelijk van de hoeveelheid informatie die je als uitgever van deze content wilt verzamelen, moet een bijpassende oplossing worden gezocht. Een van de mogelijkheden hierbij is Google Analytics. Dit gratis pakket biedt veel geavanceerde mogelijkheden, waarmee inzicht gegeven kan worden in het gebruik van de content.

Modulaire lesstof
Veel methoden worden aangeboden als modules. Zeker in het kader van 'leven lang leren' is het belangrijk om continu te analyseren waar behoeften liggen en waar gebruikers van leerstof afhaken. Dit biedt de mogelijkheid om content en de wijze waarop dit wordt aangeboden te optimaliseren, zodat het bereik gemaximaliseerd wordt. Voor traditionele methodes wellicht niet altijd even relevant, maar binnen een teruglopende markt absoluut noodzakelijk. Online is alles te meten. Analyse van deze getallen biedt mogelijkheden om te optimaliseren.

Marketingdenken
Veel rapportages binnen Google Analytics komen voort uit behoeften van marketeers. Deze manier van denken is veel meer gericht op een relatie die er met een bezoeker (klant/cursist) wordt aangegaan. Dit past bij de transitie die ook binnen de onderwijsmarkt te zien is; van product leadership naar customer intimacy.

Doelen configureren
Om goed te kunnen meten is het noodzakelijk om de doelstellingen voor de applicatie te formuleren. In Google Analytics zijn heel waarden standaard beschikbaar, waaronder aantal pagina's per bezoek, klikpaden en tijd op de site. Wanneer het echter de bedoeling is dat de cursusstof volgens een bepaald klikpad wordt doorlopen, bijvoorbeeld een toets, zijn conversiedoelen in Google Analytics een must. Hierbij kan een klikpad worden voorgedefinieerd, al dan niet als trechter, waarbij duidelijk is op welke plekken binnen het klikpad mensen afhaken. Ook kan bijgehouden worden hoe lang een gebruiker gemiddeld doet over zo'n toets. Dit is basisinformatie die zeer waardevol is om de 'consumptie' van de leermiddelen te optimaliseren.

Segmenteren van bezoekers
Interessant is ook om te kijken in hoeverre bijvoorbeeld het gedrag van tabletgebruikers afwijkt van PC gebruikers. Of het gedrag van ingelogde bezoekers ten opzichte van niet-ingelogde bezoekers. Dit kan door bezoekers te segmenteren. Hierbij kunnen in principe alle parameters gehanteerd worden die in Google Analytics beschikbaar zijn. Zie voor alle mogelijkheden http://www.publishr.nl/2010/09/analytics-gesegmenteerde-statistieken/.

Analyse van de getallen uit Google Analytics is een eerste stap om learning analytics te verzamelen. De implementatie vereist slechts de toevoeging van een eenvoudig stukje JavaScript. Ik zie geen reden om hier niet mee te starten!

De auteur van dit blogbericht is Maarten van Vulpen, maarten.van.vulpen@liones.nl

woensdag 26 oktober 2011

Didactisch brainstormen

Het begon met een vraag in het netwerk, in dit geval aan Willem Karssenberg en wel als volgt:

Hoi Willem,
Ik zoek een omgeving die een digitaal bord/flap laat zien waarop je kaartjes/'post its' kunt hangen. Sommige kaartjes zijn al kant klaar andere zijn blanco en kun je invullen met eigen termen. Dan moeten ze in kolommen gegroepeerd/geschoven kunnen worden. Eigenlijk een soort brainstorm maar dan via een ict device. Mooi zou zijn wanneer je er ook nog opmerkingen bij kunt plaatsen en kunt stemmen, ranken, waarderen.

Waarvoor wil ik dit gebruiken? We hebben zo'n 10 jaar geleden een instrument ontworpen waarmee we docenten helpen om een digitale leeromgeving te gebruiken. Het zijn kaartjes met allerlei didactische werkvormen, de ingevulde kaartjes waren soms voor docenten een eye-opener, zo van "goh, ja daar heb ik nooit aan gedacht of dat doe ik eigenlijk nooit". Misschien zou ik dat wel willen (en dan heb je soms gelijk een scholingsvraag te pakken). Of ja, dit weet ik wel maar gebruik ik nooit. Het helpt bij de vraagarticulatie bij de docent en de vervolgstap: zou je overwegen het te gebruiken en wat heb je er dan voor nodig...

De "opgehangen" kaartjes leiden dan tot een eerste aanzet van hoe je onderwijs er uit (kan) zien. Daarbij is stap 2 en wat zou dat betekenen wanneer je een DLO tot je beschikking hebt? Stap 3 is dan een functioneel ontwerp. Stap 4 een uitwerking. Stap 5 uitproberen. Stap 6 Evalueren en verbeteren of uitbreiden. Stap 7 is stap 1, enz.

Je snapt dat de eerste keer de docent dit met steun van een didactisch onderlegde E-learning adviseur kan doen en later kan hij het zelf. Mooi zou natuurlijk zijn wanneer de docent zijn eerste ontwerp met het laatste kan vergelijken ofzo....

Nu wil ik eigenlijk van het ouderwetse kaartjes systeem af en naar een digitale omgeving toe. Dit moet leiden tot een soort prototype en dan mag straks de nieuwe E-learning ontwerper (ik hoop dat er veel goede kandidaten gaan reageren) het verder uitwerken.

Kun je het nog volgen allemaal?
Hgr
Heino

En dan komt Willem al heel snel met een antwoord:

Volgens mij ben je op zoek naar Edistorm:

en een paar minuten later:
Ik heb je een uitnodiging gestuurd!
Voor je het weet zit je dan in een toepassing te werken die kan doen wat je wilt. Samenwerken, brainstormen, selecteren, groeperen, waarderen, enz.

Het mooie is dat je het met elkaar kunt doen, on-line, real live, maar ook later achteraf.

Heerlijk toch, zo'n netwerk!

zondag 16 oktober 2011

Hashtags & SoMe

SoMe zoals ik de laatste tijd lees is een way of life. Het zit in je systeem gebakken of niet. Je gebruikt het en vooral natuurlijk wat je vrienden gebruiken, intuïtief, gewoon doen. Een “verzamelding overzicht” van SoMe zou handig zijn, wie van mijn “vrienden” gebruikt wat? Maar dat is misschien weer wat te gestructureerd en zo jaren negentig…

Nu gebruik ik ondermeer Twitter en op advies van een collega doe ik dat via Tweetdeck, zodat ik mijn hashtags mooi bij elkaar kan zetten en in kolommen kan volgen. Dat is best handig. Ik las op de Blog van Trendmatcher dat hij via Twitter allemaal antwoorden op zijn vragen krijgt, zonder dat hij zelf hoeft te zoeken. Gewoon een kwestie van een goed netwerk, vooral wanneer je mensen die weer veel Twitter volgers als volger hebben hebt, bij hem zie dat het @kruideniermeisje zo iemand schijnt te zijn (naast zijn ongetwijfeld eigen grote groep volgers in allerlei SoMe). Dan heb je Yammer dat meer een community op basis van een e-mail domein maakt. Het schijnt overigens dat je daar veel meer sturing aan kunt geven, ik ben nog bezig dat beter uit te zoeken, maar mis wat menuopties. Wie heeft er nog een Yammer manual om van beginner naar gevorderd te komen? Wil ik wel Twitter en Yammer gebruiken? Kan dat niet in een soort combi, want ik ben ook al LinkedIn gebruiker (en dus maar even niet van Hyves en Facebook).

Nu ben ik natuurlijk nog wel van de oude generatie. En dan komen die #tags om de hoek. Ik wil eigenlijk graag een startpagina of nieuwerwetser en interactieve App waar ik snel een lijstje kan vinden van handige #tags. Kijk die van #durftevragen heb ik ontdekt. Maar hoe weet ik nu welk #tags er door bijvoorbeeld SURF worden gebruikt of hoe weet ik nu waar ik snel alles over “het weer” kan vinden. Iedereen maakt maar #tags aan. Hoe kom ik dan aan wat structuur? Ik ben toe aan een #tag allesoverSoMe en #HelpmeTwitterdoor, #watis#ininYammer, ofzo. Wie heeft er tips om de berg SoMe in bedwang te houden? Of moet ik me nergens druk om maken en mijn vakantie Woordfruitend doorbrengen?

Net nog even op LinkedIn gekeken en zie dat er multimedia experts, educational designers en onderwijsadviseurs mijn profiel bekeken. Zou dat wat met mijn vorige blog of eerdere Tweets te maken hebben dat er een aantrekkelijke vacature voor een E-learning ontwerper is bij het Saxion programma ICT&O? Bekijken en bekenen worden?!

vrijdag 14 oktober 2011

Vacature E-learning ontwerper

Even het blog "misbruiken" om de volgende vacature onder de aandacht te brengen!


E-learning ontwerper bij Saxion

Uw resultaat

  • In deze functie bent u primair verantwoordelijk voor het ontwerpen, bouwen en mede beheren cq modereren van het onderwijs in een E-learning omgeving
  • U maakt deel uit van ons ICT&O programmateam
  • Het ICT&O programmateam houdt zich bezig met de kwaliteitsverhoging van het onderwijs met behulp van ICT-inzet
  • Het delen van kennis vinden wij belangrijk binnen onze organisatie, E-Learning speelt hierin een steeds grotere rol
  • Als E-learning ontwerper staat u midden in de onderwijspraktijk en werkt u met de andere programmateamleden samen met docenten, onderwijskundigen en managementleden van de 12 academies binnen Saxion
  • U bent in staat om informatie om te zetten in effectieve en aantrekkelijke E-learning arrangementen
  • U bekijkt samen met de docenten voor wie u ontwikkelt welke mogelijkheden er zijn voor vormen  van blended learning'
  • U hebt een duidelijke visie over hoe technologie kan bijdragen aan kennisdeling binnen de organisatie
  • U bent in staat om de docenten met raad en daad bij te staan over de inzet en mogelijkheden van E-learning, waarbij aansluiting bij wensen en behoeften van uw collega docenten van het grootste belang is
  • Op termijn vormt u wellicht een eigen ontwikkelteam bestaande uit (werk)studenten en trainees mogelijk in combinatie met medewerkers uit andere domeinen binnen en buiten Saxion

 Uw profiel

  • U hebt de studie Opleidingskunde of Toegepaste Onderwijswetenschappen afgerond of bent in een afrondende fase
  • U hebt bij voorkeur circa 2 jaar werkervaring in een vergelijkbare functie
  • U kunt goed schakelen tussen theorie en praktijk en bent pro-actief ingesteld
  • U hebt kennis van LMS en LCMS platforms en weet hoe deze functioneren, ervaring met Blackboard Learn, Content Collection en Mobile is een pre
  • Kennis van en ervaring met kennis delen via diverse Social Media
  • Uitstekende verbale en vooral schriftelijke vaardigheden in zowel de Nederlandse als de Engelse taal

Ons aanbod

  • Een aanstelling in het functieprofiel van Adviseur 2
  • Wij bieden u een brede en dynamische baan bij een professionele werkgever met een open cultuur waar ruimte is voor uw initiatieven
  • Werken bij Saxion betekent werken bij een kennisinstelling waar u uw talenten kunt ontplooien en dat goede arbeidsvoorwaarden biedt zoals:
  • Gebruik van een mobiele telefoon en laptop
  • Vakantie conform CAO-HBO
  • Een goede deskundigheidsbevorderingsregeling en mogelijkheid tot deelname in een nationaal netwerk
  • Diverse collectieve verzekeringen
  • Goede pensioenregeling
  • Salariëring vindt plaats volgens de CAO HBO. Het salaris is afhankelijk van kennis en ervaring minimaal 2294 en maximaal 3725 euro bruto per maand bij een fulltime aanstelling, exclusief 8% vakantietoeslag en eindejaarsuitkering.
  • Doorgroeimogelijkheden naar schaal 11 met een maximum van 4347 euro bruto per maand bij een fulltime aanstelling.

Over het programma ICT&O

De twaalf academies van Saxion hebben het programma ICT&O opgezet. Dit programma maakt en voert het beleid uit rond de themas ICT&Onderwijs en ICT&Onderzoek. De uitvoering wordt vorm gegeven in Special Interest Groups. Deze SIG's worden ingevuld door docenten uit academies, medewerkers van kenniscentra en een vaste staf van specialisten. Deze specialisten opereren op de werkvloer van de academies, in het programmateam en in landelijk verband binnen SURF.
In het programma is een aparte mogelijkheid voor innovatiearrangementen die in de academies zelf uitgevoerd worden.
Voor de komende jaren richt het programma ICT&O zich via de SIG's op diverse onderwerpen: E-learning en didactiek, digitaal toetsen in de breedste zin van het woord, video gebruik in het onderwijs. Daarnaast richt het programma zich op tijdige inzet van actuele ontwikkelingen zoals Mobile Learning, Learning Analytics en leren in de Cloud.
De eindverantwoordelijkheid voor het programma ligt bij de programmaregiegroep ICT&O, die bestaat uit managementleden van de academies. De dagelijkse aansturing van het programma is in handen van de programmamanager ICT&O.

Interesse?

Inhoudelijke informatie over deze vacature is te verkrijgen bij Heino Logtenberg, programmamanager ICT&O, telefoonnummer 06-53865648
U kunt uitsluitend via 

http://www.werkenbijsaxion.nl/vacatures/11944-e-learning-ontwerper/

reageren tot en met 11 november 2011.
Deze vacature staat gelijktijdig intern en extern open. Wij gaan eerst in gesprek met interne kandidaten, daarna met externe kandidaten.