Carmen Peters, VU
Toen ik begon met studeren, bestonden er nog geen hightech kopieerapparaten. Het maken van een kopietje kostte in die tijd nog 25 cent. Dus je liet het wel uit je hoofd om voor je groep even een aantal kopietjes te maken. Voor het maken van grotere aantallen kopieën was er een andere optie. Je typte je tekst op een stencil, vervolgens kon je daarmee op een stencilmachine tot een maximum van 100 kopieën draaien. Dat was een goedkopere oplossing.
Als je een nette versie van je scriptie wilde laten maken, moest je naar de repro. Johan van Woensel was de baas van de repro. Hij was niet zomaar de baas, hij was de koning van alle reproapparaten. Als eerstejaarsstudentje leerde ik al snel dat je hem te vriend moest houden. Want het kwam wel eens voor dat je heel vroeg, vóór half negen, iets wilde laten reproduceren. Of erger nog, dat je iets nodig had, juist op het moment dat Johan aan zijn pauze begon. En dan was het heel fijn als Johan dat toch voor je wilde doen.
Dus hoe deed je dat? Als er iets te vieren was, nam je ook een koek of stuk taart mee voor Johan. Je bracht dat persoonlijk naar hem toe. Je behandelde hem als een koning en zorgde er zo voor dat je net iets meer van hem gedaan kon krijgen dan alles wat binnen de openingstijden en regels viel.
Vele jaren later leerde ik bij een ARBO-training dat dat regelcapaciteit heet. Als in het werk alles met regels wordt dichtgetimmerd en er geen ontsnappen mogelijk is, dan is de regelcapaciteit van mensen ernstig ingeperkt. Op het moment dat binnen het werk de regeldruk de regelcapaciteit overschrijdt, ervaren mensen hun werk als belastend. Dat kan soms zover gaan, dat ze daar uiteindelijk ziek van worden.
Dat schoot door mijn hoofd, toen ik deze week in een training aan hbo-docenten een van de gouden principes stond uit te leggen over hoe je er als docent voor kunt zorgen dat studenten gaan studeren. Het ging over de vraag, hoe je als docent, studenten zo snel mogelijk in de studiestand krijgt. Eén van de gouden principes daarbij is: vaak en gevarieerd formatief toetsen en veel feedback geven[1]. Het werken met alleen één eindtoets per module, is vragen om lage studierendementen. Bij cursussen die slechts een eindtoets hebben, weet de docent (en opleiding) niet of zijn studenten ook maar enigszins op schema liggen met het doornemen en bestuderen van de stof. En verder weet de docent ook niet hoe goed ze de stof leren: kunnen de studenten de problemen in de stof wel tackelen? Als een docent daar tussentijds geen informatie over opdoet, dan heeft hij geen gelegenheid meer om daarin bij te sturen.
Voor docenten die wel graag willen dat hun studenten op tijd beginnen met studeren, is er dus dat gouden principe: vaak en gevarieerd formatief toetsen en veel feedback geven.
We bespraken in de training deze aanpak en daar kwam het commentaar: “Het is op onze hogeschool ten strengste verboden om tussentoetsen te doen… “ en, “Het studenteninformatiesysteem laat dat niet toe…”, “Het is niet toegestaan om een schaduwadministratie bij te houden.”
Gelukkig waren er een aantal docenten die er toch iets op hebben gevonden. Ze hebben hun eigen regelcapaciteit vergroot, en houden een “illegale” schaduwadministratie bij.
Hoe is het zover gekomen dat de systemen en regels de overhand hebben gekregen in het onderwijsleerproces?
Wanneer luisteren we naar de docent en hoe hij gediend zou kunnen worden bij het inrichten van onderwijs dat tot doel heeft studenten zo snel mogelijk tot optimaal leren te krijgen?
Voor de tussentijd kan ik de docent alleen maar adviseren: pak de ruimte om zelf het leerproces van je studenten te bevorderen. Tooly’s kunnen daarbij helpen en voorwaardenscheppend zijn[2], maar de echte onderwijsverbetering komt bij de docent vandaan.
10 november 2011
[1] Voor onderbouwing van de deze aanpak zie Dee Fink, L (2003). Creating Significant Learning Experiences
[2] Twee tooly’s die bij het proces van werken met tussenopdrachten, binnen de VU worden gebruikt: peerreview van Turnitin en een eigenbouw monitor systeem in Sakai, dat de docent helpt om overzicht te houden ( bij studenten aantallen > 25) over wie welke tussenproduct heeft ingeleverd, al feedback heeft gehad en welke volgende versies van tussenopdrachten al zijn binnengekomen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten