zaterdag 30 april 2011

Onderwijsinnovatie en kwaliteit?!

Het zou toch mooi zijn als de lezers van “mijn” blog eens helpen om aan te geven wat de kwaliteitsimpuls nu is van het gebruik van ICT in het onderwijs. Kwaliteit lijkt in eens een hot item, dat is het natuurlijk helemaal niet of het is het natuurlijk wel maar van alle tijden.


Uiteraard gaat het om de kwaliteit van de docent, ondersteuner, manager en …… student?

Wanneer je nu werkt als ondersteuner en leest dat die er uit moeten evenals de managers (je zult dus maar manager zijn van een ondersteunende dienst ;-), wordt het dan geen tijd om eens te laten zien wat ICT in het onderwijs aan innovatie en ook zeker aan kwaliteit van het onderwijs kan bijdragen?

Zo kun je natuurlijk denken aan allerlei “kleine kwaliteit” zaken als rooster, cijfers, overzichten op tijd, op elke device, op elk tijdstip op elke plaats beschikbaar. Heerlijk voor de studenten, niet voor niets naar school, het goede lokaal, de juiste toets weten, enz. enz. Overigens moeten al deze processen wel in goede banen geleid worden en dat willen docenten vast niet zelf doen.

Dan kun je denken aan kwaliteit van het onderwijs met behulp van ICT. Denk aan het onderwijs materiaal is georganiseerd vindbaar, mededelingen staan bijelkaar, opdrachten worden makkelijk bij de docent ingeleverd, gebruik van video en audio als bewijsmateriaal, portfolio met bij elkaar behorende documenten, blog, wiki’s waarin samengewerkt wordt aan kennis. Verschillende werkvormen met behulp van ICT waardoor het onderwijs boeiend en uitdagend blijft (face-to-face met digitale ondersteuning, mix van online en F2F en zelfs zelfstudie of afstandsonderwijs via de Digitale Leer Omgeving).

En wat te denken van digitaal toetsen? Na toetsafname direct resultaten. Analyse van de afgenomen vragen, slechte vragen er uit, vragen aanpassen en goede vragen behouden. Random vragen trekken uit een itembank zorgt voor docentonafhankelijk toetsen.

Gebruik van weblectures (vooral verrijkt met verwijzingen naar stof, bronnen, experts) leveren een optimale herhalings- en oefenmogelijkheid op. Geen docent wordt er “moe” van. Pieken liggen dan ook vaak voor tentamens, op zoektermen van onderwerpen die de studenten “moeilijk” vinden.

Studenten kunnen via internet zo vaak als ze willen oefentoetsen maken. Oefening baart kunst en dus leidt dit tot een beter niveau.

Waar ik een beetje (heel erg) moe van wordt zijn al die mensen die roepen dat het koninkrijk terug moet naar de docent. Van mij mag dat een keizerrijk zijn wanneer die docent kwaliteit levert inclusief zinnig gebruik van ICT. En daar zou wel eens een probleempje kunnen opdoemen. Kwaliteit ligt niet opgesloten in een functie (denk ik), kwaliteit is net zo goed als de zwakste schakel in het systeem.

Ik roep iedereen om NU met voorbeelden te komen hoe we de kwaliteit van het onderwijs(systeem) kunnen verbeteren. Niet wijzen naar anderen maar met goede ideeën komen, met werkbare voorbeelden. Vanuit verschillende perspectieven helemaal mooi, studentperspectief, docentperspectief, studieloopbaanbegeleider, manager, noem maar op….

Niet klagen, niet zeuren, niet betweterig, niet mokkerig, niet over geld, maar gewoon hele goede ideeën, kom op en zet het (imago van) het onderwijs weer op de kaart!

Ik hoop op heel veel reacties, ik maak er dan graag een bundeling van en bied die aan onderwijs Nederland aan. Ik ben zelf al vast begonnen met reageren :-)) Voor de rest hoop ik tips, experts, bronnen enz van de lezers te ontvangen. Elke bijdrage/reactie is welkom en waardevol, dus leef je uit!

donderdag 28 april 2011

Innovatie in hoger onderwijs kan efficiënter georganiseerd worden

Ik zal mij eerst even voorstellen. Ik ben Sylvia Moes, programmamanager en innovatiemanager media aan de Vrije Universiteit.

Sinds 6 jaar ben ik lid van de Webstroom denktank, en sinds vorig jaar lid van het kernteam van SURF direct.

April 2010 heb ik met mijn projectteam, die de ZoEpportal heeft gebouwd, de 1e prijs gewonnen voor het meest innovatieve project in het afgelopen decennium. Deze prijs werd door SURF foundation uitgereikt.

Op verzoek van Heino Logtenberg schrijf ik een tekst voor deze blog. Ik zou graag met u van gedachten willen wisselen hoe wij de innovatie in het hoger onderwijs efficiënter kunnen organiseren, want volgens mij valt daar nog wel wat winst te behalen.

En dan bedoel ik niet het innoveren om de innovatie zelf, maar toegepaste innovatie om het hoger onderwijs beter in staat te stellen om de vraagstukken te beantwoorden die voor hen liggen.

Ik zal ten aanzien van dit laatste punt, proberen een concreet voorbeeld te geven uit de beleidsnota van de commissie Toekomstbestendig Hoger Onderwijs Stelsel, namelijk aanbeveling 9, op pagina 49: “ Geef onderwijs meer aandacht, speel in op leerstijlen en achtergronden van studenten, maak onderwijsprogramma’s flexibeler en organiseer het onderwijs beter”.

Ten aanzien van dit punt verwacht ik dat ICT een belangrijke ondersteunende rol kan vervullen. En waarschijnlijk zijn hier al goede voorbeelden van bekend.  Immers, de mogelijkheden om te innoveren in Nederland zijn onder andere door SURF foundation goed belegd. Evenals de mogelijkheden om via onder meer SURF space, SIG netwerkdagen en de SURF onderwijsdagen dit soort kennis te delen. Maar mijn kanttekening daarbij is wel dat wij, onderwijsondersteuners, niet of nauwelijks samenwerken met computerwetenschappers, en vice versa.

Daarmee ontlopen wij de mogelijkheid om slim gebruik te maken van wat reeds ontwikkeld en beschikbaar is. De projecten die ik ken, zijn vooral tot stand gekomen door kennis en inzet van onderwijsondersteuners, en niet of in zeer beperkte mate in samenwerking met computerwetenschappers. Terwijl daar juist, naar mijn idee, de meerwaarde ligt als het gaat om (de versnelling van) onderwijsinnovatie.

Als onderdeel van de prijs die wij hebben gewonnen, mocht ik van SURF foundation vorig jaar september een studiereis maken. Om deze reden bezocht ik de ECTEL conferentie in Barcelona. Dit congres staat voor Technology Enhanched Learning. Dit is bij uitstek een omgeving waar technische innovaties gedissemineerd worden, die door computerwetenschappers ontwikkeld zijn. Dit bezoek opende mijn ogen, en gaf mij de ingeving dat er betere samenwerking tussen verschillende disciplines nodig is om slimmer met innovatie en middelen (euro’s) om te gaan.

En daar heb ik dan ook direct een start mee gemaakt. Ik ben op dit moment in contact met computerwetenschappers van de universiteit van Edinbourgh, die precies de elementen hadden ontwikkeld op het gebied van weblectures, waar wij op de VU behoeften aan hadden. Namelijk het automatisch indelen van weblectures op onderwerpsniveau. Dat doen zij door middel van een combinatie van spraak en tekstherkenning.

Maar dat was slechts 1 van de presentaties die ik heb gezien. Om u een idee te geven wat behandeld wordt tijdens dit congres, som ik hier een aantal topics op, die naar mijn mening relevant zijn voor doorontwikkeling en/of integratie in hoger onderwijs:

- Problem- and project-based learning/Inquiry based learning
- Game-based and simulation-based learning
- Learner motivation and engagement
- Story-telling and reflection-based learning
- Instructional design and Design approaches
- Communities of learners and communities of practice
- Teaching techniques and strategies for online learning

Dit is slechts een opsomming, er zijn natuurlijk nog veel meer interessante zaken die behandeld worden. Bezoek voor meer info de website van ECTEL waar reeds naar is verwezen.

Kortom: om mijn punt duidelijk te maken, er wordt veel ontwikkeld voor wetenschappelijk onderzoek op het gebied van softwareontwikkeling, wat na de publicatie in de meeste gevallen op de plank blijft liggen, en dat vind ik erg jammer.

Om hier verandering in te brengen, zou ik graag personen willen oproepen om mee te denken hoe wij, in eerste instantie tot kennisuitwisseling kunnen komen.

  • Zal dit werken door een dergelijk congres als dit te combineren, c.q. aan te laten sluiten met een congres waar veel onderwijsondersteuners naar toe gaan, zoals de SURF Onderwijsdagen, om maar een te noemen (er zijn er natuurlijk veel meer).
  • Of werkt het beter om in eerste instantie via het sociale web in contact te komen, door aan te sluiten bij discussieplatforms waar computerwetenschappers actief zijn?
  • Of moeten wij een aantal onderwijsondersteuners en computerwetenschappers met elkaar face-to-face in contact brengen? 
  • Of ....... 

    Wellicht zijn er nog veel meer ideeën. Deel deze vooral door te reageren via deze blog. Waarvoor veel dank!
Sylvia

dinsdag 26 april 2011

Hypes van een IT directeur?

Rens van der Vorst columnt er op los, hoe reëel is de (schijn)werkelijkheid?  Worden hypes trends? Laat ik nou net een MacBook Pro, iPhone en iPad hebben.........

Lieve, lieve, enthousiaste gebruiker,

U houdt van IT! U verpakt uw geliefde iPad in zacht, gekleurde hoesjes. U twitters over uw nieuwste App. U Facebookt, u DropBoxt, u communiceert via WhatsApp of Ping. U brengt al uw vrije tijd online door. U kijkt geen TV maar YouTube of Uitzending Gemist. U bedient met uw iPhone uw Sonos en luistert streaming muziek van Spotify. En waar u luistert zien we via de GPS-tracking op uw iPhone. Fantastisch, vind ik dat. Maar ik heb makkelijk praten.

Ik ben namelijk een IT-directeur. Interim weliswaar, maar toch. Ik ben De Brenger van IT. De meest populaire man van elke organisatie. Een soort van halfgod. Een idool. Iemand tegen wie u, als enthousiaste IT gebruiker, op kunt kijken. Toch? Of toch niet?

Niet dus.

Ik doe namelijk iets met kaders en standaarden. Ik doe een bescheiden poging om onze 50.000 gebruikers van Fontys te voorzien van de juiste IT-middelen, om dat te ondersteunen en het ook allemaal nog een beetje betaalbaar te houden. Daarom vertel ik u precies wat ik wel en wat ik niet doe. En, neemt u van mij aan, wij doen veel voor onze gebruikers. Wij leveren een compleet open standaard desktop en laptop. Die gebruikt u natuurlijk niet, want u werkt liever met een Macbook, maar ook daar houden wij rekening mee. Wij zorgen ervoor dat u zonder restricties op het netwerk kan. En internet krijgt. En over dat internet leveren we alles wat u nodig heeft op uw Macbook of Tablet of smartphone.

Maar, ook wij hebben onze grenzen. En, sorry lieve enthousiaste gebruiker, als uw MacBook vastloopt op Final Cut Pro dan hebben we wel een nummer van iemand die u misschien kan helpen, maar wij ondersteunen dat niet.

Ik vind dat heel duidelijk, u heeft daar een ander woord voor: star.

Maar lieve, enthousiaste gebruiker, ik weet wat het probleem is. Het probleem is dat u helemaal géén verstand van IT heeft. U denkt van wel, maar u heeft ongelijk. Het is natuurlijk heel knap dat u uw iDevice kunt jailbreaken, respect, gefeliciteerd, maar het zegt niets. Als u heel hard in een auto kunt rijden, dan heeft u nog geen verstand van auto’s. Zoiets.

Ik daarentegen heb wel verstand van IT. IT-directeur wordt je niet zomaar. Ik weet hoe je grote, complexe infrastructuren bouwt. Maar, maakt u zich geen zorgen, dat helpt mij niet. Integendeel. Ik ben een uitstervend ras. Een ijsbeer. Mijn tijd is geweest. Na zonneschijn volgen wolken, clouds, inderdaad. En dat gaat sneller als u denkt of misschien wel hoopt. Vandaag de dag wilt u onze standaard werkplek al niet meer, maar liever een Macbook en die koopt u zelf. Maar binnenkort koopt u ook uw e-mail, uw werkplek, uw applicaties, uw bestandsopslag en uw printers gewoon online. Als u het al niet doet. Daar heeft u geen IT – afdeling meer voor nodig.

En na de applicaties volgt het netwerk. Nu verzorgen wij nog het bedrade en draadloze netwerken. U weet wel dat draadloze netwerk dat vaak traag is, terwijl u het bij u thuis altijd goed werkt. Logisch, want daar heeft u het zelf geïnstalleerd. Geen zorgen, lieve gebruiker, over een paar jaar is er overal internet. Gewoon in de lucht. Goedkoop en snel. Elk device heeft een connectie. U gebruikt uw online diensten gewoon via uw internetabonnement. Dan heeft u ons, de IT afdeling, helemaal niet meer nodig. Ja, misschien als uw cloudversie van Final Cut Pro vastloopt op uw virtuele Apple.

Maar dan hoeft u ons ook niet meer te bellen.

donderdag 21 april 2011

ICTO.SAXION.NL

De website van het programma ICT&O van Saxion is live gegaan

Het programma heeft twee omgevingen in de lucht gebracht; 1 waar we samenwerken met de collega’s van Saxion die samenwerken in de special interest groups; E-learning & didactiek, Toetsing, Onderzoek en Portal.
Ook de ICTO contactpersonen van de 12 academies hebben daar een samenwerkingsruimte. We hebben gekozen om de omgeving als “organization” binnen Blackboard op te zetten. Waarom? Omdat alle docenten sinds 1,5 jaar werken in Blackboard en we dus zoveel mogelijk binnen 1 omgeving en met 1 interface willen werken.

De website ICTO.SAXION.NL is bedoeld om informatie te verstrekken. Die informatie gaat over nieuwe ontwikkelingen bij de academies of informatie waarvan de experts denken dat het op de onderwijsvloer gebruikt kan worden. Er wordt informatie gedeeld over projecten, didactiek en er is een ideeënbus waar je ideeën kunt droppen om een innovatie te starten. Een jury bekijkt en beoordeeld die ideeën, de “winnaars” en dat zijn er per jaar 6 komen in aanmerking voor een stimulansbijdrage van maximaal 10.000 euro.

Op die wijze wil Saxion de innovaties stimuleren die vanaf de werkvloer worden ingebracht. Dat daar dan wel wat voorwaarden aan verbonden zijn mag duidelijk zijn. We kunnen dat lezen op de betreffende pagina:

Kaders SAXION Innovatiearrangementen Impuls


Wat zijn de randvoorwaarden en afbakeningen van het project?
Alleen medewerkers of studenten van Saxion kunnen een idee aandragen
De maximale financiële bijdrage is € 10.000,=
De bijdrage is eenmalig en moet gezien worden als een stimulans
Het management van de indiener van het idee heeft commitment getoond, door het zetten van een handtekening onder het projectplan (met tijdspad) en businesscase.
Er is een goedgekeurde businesscase en projectplan.
De urenregistratie moet plaatsvinden in Sagitta
Er is een maandelijkse hoofdpuntenrapportage aan de businessinformation manager ICTO
Tijdens de eerstvolgende Show & Share worden de resultaten van het project gepresenteerd aan de Saxion medewerkers.


Werkwijze

De medewerker of student van Saxion dient een idee in (virtuele ideeënbus http://icto.saxion.nl).
Het secretariaat van het programma ICTO krijgt hiervan een melding (geautomatiseerd)
Het secretariaat van ICTO plaats het idee op de website en brengt tevens de ICTO expert van de academie en/of dienst waar de indiener van het idee werkzaam is op de hoogte.
De ICTO expert neemt contact op met de indiener van het idee en werken het idee samen verder uit tot een projectvoorstel. De ICTO expert zal hierbij gebruik maken van een template. Dit template moet ervoor zorgen dat de ingediende projectvoorstellen met elkaar vergeleken kunnen worden.
De ICTO expert neemt hiertoe het initiatief.
Aan het eind van kwartiel 1, kwartiel 2, en kwartiel 3 komt een jury bijeen om het beste projectvoorstel te kiezen. De indiener van het beste projectvoorstel krijgt een dinerbon. Vervolgens wordt een tweede project gekozen. De twee beste projectenvoorstellen worden verder uitgewerkt in een businesscase en projectplan.
De ICTO experts nemen hiertoe het initiatief. Er kan ondersteuning gevraagd en gekregen worden op het gebied van projectmanagement.
De projecten die niet gekozen zijn, worden niet verwijderd, maar opgenomen in de beoordelingscyclus van de volgende periode

De jury zal bestaan uit een wisselende samenstelling van 5 personen.
De jury heeft 2 vaste leden: Mark Gellevij (Lector onderwijsinnovatie) en Henny Groot Zwaaftink (Business Information Manager ICTO). De overige 3 leden worden gekozen uit de ICTO contactpersonen. Bij de keuze van de leden wordt er rekening gehouden met de herkomst van de indieners van het projectvoorstel. Als het mogelijk is hebben de leden geen binding met de academie/ dienst van de indieners van het projectvoorstel

De eerste drie ideeën zijn al ingediend en te vinden op de website:
· Het Mobiele Bouwkunde kennisweb
· Maptable binnen onderwijs ROB.
· Audience response system in saxion collegezalen

woensdag 20 april 2011

Verleid ons Marja

Leon Abbink
Teamcoördinator & Programmaleider Netwerkschool
ROC van Twente


Verleid ons Marja,

Verliefd worden wil ik, impel stimpel stapelverliefd. Ken je dat gevoel van verliefdheid? Dat je zonder voorwaarden en regels een meisje ontmoet waar je compleet voor wil gaan? Die eerste blik, de eerste zoen, vlinders overal….een heerlijk gevoel. Hou die gedachte vast!

Je ontmoet haar in een omgeving die uitdaagt, een festival een bar of een verjaardag. Daar staat ze en je weet het vanuit jouw intuïtie, jullie horen bij elkaar. Je stapt wat onzeker op haar af en stamelt de eerste woorden. En op dat moment zegt ze tegen je: ” Voordat wij verder gaan en een eerste zoen wisselen, laten wij even een aantal afspraken maken om de kwaliteit en uitdaging van onze relatie te bevorderen. Laten wij afspreken dat wij in het eerste jaar tenminste 1000 uur aan onze relatie besteden, waarvan je in ieder geval 750 uur thuis bent, bij mij.” Huh?

Een goede relatie is gebaseerd op liefde en vertrouwen. Universele waardes om te streven naar schoonheid en balans. Er zijn weliswaar relaties waarbij op voorhand de tijdsduur en de bekostiging worden afgesproken, maar laten wij die kant niet op gaan.

Op 20 april 2011 wordt het actieplan “Focus op Vakmanschap 2011-2015” in de kamer behandeld. Het actieplan dat de komende vier jaar het MBO op orde moet zien te krijgen. Daarin worden bijzondere maatregelen voorgesteld. Voor de context zou u het hele actieplan moeten lezen, maar hier licht ik er drie uit.

Ten eerste de ophoging van het aantal te verzorgen uren onderwijs en het maximale BPV deel (heel vrolijk staat er “tenminste”, maar dat is andersom geredeneerd). De verzwaring van uren zal in de huidige cultuur van het beroepsonderwijs een effect hebben die zijn weerga niet kent. De focus ligt bij deze maatregel op het vakmanschap van de accountant. Gewichtige dossiervorming op basis van Excel documenten zullen overhandigd moeten worden. De overheid is in dit geval geen “stakeholder” van het onderwijs, maar “stickholder”. Deze “stickholder” zal niet hameren op tevredenheid, vertrouwen en wederzijds respect. De “stick” wordt in het hoenderhok van de cijfers geworpen. Teams worden weer gestuurd op uren en niet op resultaten. Het is een gemiste kans om nu te investeren in structuur, terwijl de kracht zou moeten liggen om energie te steken in de cultuur.

Een ander onderdeel uit het plan dat nog wel eens verkeerd uit zou kunnen pakken is de intensivering op het eerste jaar van een vierjarige opleiding. Met als kolderieke doelstelling om de opleiding te verkorten tot drie jaar. Dit gaat voorbij aan flexibiliteit en maatwerk voor onze studenten. Al deze prachtige individuen in de fase van puberteit en jongvolwassenheid hebben behoefte aan een persoonlijke aanpak. Dat laat zich niet in een format drukken. Het verhaal van de intensieve veeteelt duikt op. Worden deze studenten de plofkippen van het 2e decennium van deze eeuw? Worden het de ganzen uit de Dordogne voor de foie gras? De methode om dieren te snel te laten groeien om te besparen op voedsel en eerder geld te vangen voor het product heeft in de veehouderij tot een andere cultuur geleid. Nu duurzaamheid, ecologisch en biologisch de toverwoorden zijn, gaat het onderwijs nu juist de andere kant op ontwikkelen?

En als laatste ICT. Het woord (het is inmiddels een woord geworden) wordt niet in het actieplan genoemd. Als het actieplan uitgaat van een vanzelfsprekendheid van de inzet van ICT binnen het beroepsonderwijs, dan kan het actieplan weer terug naar de ontwerptafel. Het is geen vanzelfsprekendheid en zonder focus zal het ook nooit een vanzelfsprekendheid worden. ICT is nog niet in de cultuur van de ROC’s geworteld. Niet zo gek, want het grootste deel van het onderwijspersoneel bestaat uit pre-pensionado’s zonder aangeboren digitale aanleg. Onze studenten vliegen door de digitale wereld en laten de docenten in de grot van Plato achter. Zonder duidelijke steun op dit specifieke gebied van onze wetgevers zal het onderwijs in dezelfde grot terecht komen, starend naar de schaduwen van de nieuwe wereld.

Het beeld van Harry Potter doemt ineens op. Strijdend voor het goede wordt hij telkens belaagd door dementors die proberen om zijn ziel uit hem te zuigen. De regels uit het beleidsplan zweven als dementors om het grote goed van onze kennisindustrie….het onderwijs. Laten wij hopen dat er nog magie bestaat om deze ontwikkelingen af te wenden en ons te richten op het goede. Vertrouwen in elkaar.

Is er dan nog hoop? Ja hoor. Vooropgesteld een vaste loyaliteit aan onze overheid, onze werkgevers en onze leidinggevenden. Samen moeten wij eruit komen, anders moeten wij echt wat anders gaan doen in een andere branche. Er is hoop omdat rebelsheid en ondernemerschap ons bijstaan in de queeste voor goed onderwijs. Net zoals Harry wordt begeleid door Ron en Hermelien zijn er ook in het onderwijs kompanen die ons helpen. Ook met deze opdracht zullen wij ons redden.

Maar er is hoop. Er zijn vijf verleidelijke vrouwen in Nederland die ons zwoel toelachen en een knipoog toeschieten. Het zijn de vijf Netwerkscholen. Het is een school waarop je verliefd kunt worden, gewoon omdat het mag. Omdat ze de ruimte en het vertrouwen geven aan het onderwijs dat het anders kan. Deze vrouwen zijn door Marja van Bijsterveldt in september 2009 losgelaten in het land en ze hebben allemaal een partner gevonden. Het is ontwikkeld door het innovatieplatform waarin Alexander Rinnooy Kan (citaat “Wie denkt dat kennis duur is, weet niet wat domheid kost” red.) de leiding heeft. Deze Netwerkscholen proberen de cultuur van het onderwijs te veranderen zodat er een duurzame organisatie gaat bloeien. Waarbij ICT expliciet wordt genoemd en geen vanzelfsprekendheid is!

Laten wij hopen dat deze netwerkscholen (waarschijnlijk laatste innovatie van de komende jaren) het tegendeel zullen bewijzen van het beleid van onze regering. Laten wij hopen dat de 20ste tegengeluiden klinken in Den Haag. Laten wij hopen dat deze mooie vrouwen onze regering uitdagen om alsnog eens te kijken naar het actieplan. Laat het dan geen nieuwe beleidsnotitie worden , maar een verleidnotitie.

Verleid ons!

twitter.com/leonabbink

maandag 18 april 2011

Wat willen STUDENTEN met ICT in het Onderwijs?



Nynke Bos View Nynke Bos's profile
en Kim de Crom View Kim de Crom's profile
Academisch Medisch Centrum bij de Universiteit van Amsterdam
Onderwijs & Studentenzaken, Onderwijstechnologie




Algemeen

Sinds begin 2009 neemt het team Onderwijstechnologie (OT) jaarlijks een “ICT in het Onderwijs” enquête af onder haar studenten. Enerzijds om te inventariseren in hoeverre zij ICT middelen in het bezit hebben (hardware) maar ook om te inventariseren in hoeverre zij bepaalde ICT toepassingen (software) gebruiken in het dagelijks leven. Daarnaast vragen wij de studenten wat zij verwachten van ICT in hun onderwijs. Door middel van deze enquête kunnen wij aansluiten bij het ICT gebruik van de student in het dagelijks leven, en kunnen wij binnen onze werkzaamheden ook goed aangeven waar we ons komend jaar op gaan richten en waarom. Puur omdat de studenten dit ons zelf verteld hebben.

De enquête is in maart 2011 ingevuld door 149 studenten, dit is ongeveer hetzelfde aantal als in voorgaande jaren (2009 n=154; 2010 n=159). Iets meer dan 70 % van de respondenten is vrouw (2009: 58%; 2010: 55%). Het overgrote merendeel, 94% studeert Geneeskunde, waarbij alle jaren (eerste, tweede, derde en coschappen) ongeveer allemaal even sterk vertegenwoordigd zijn.

PC ’s en mobiele telefonie

Het overgrote deel van de studenten bezit een computer met een Windows besturingssysteem, namelijk 79%. 25% van de studenten bezit een Mac computer. 8% van de studenten is zowel Windows als Mac bezitter. (N.B. een aantal studenten bezit meerdere computers met hetzelfde besturingssysteem, deze studenten zijn slechts eenmaal meegeteld in de genoemde percentages in deze alinea).

We zien het afgelopen jaar een stijging in het aantal Mac bezitters. Waar in 2009 en 2010 het aantal Mac bezitters rond de 16% lag, ligt dit percentage nu op 25%. De groep Mac gebruikers is inmiddels zodanig groot dat bij de toekomstige keuzes van software systemen hier rekening mee gehouden moet worden.

80% van de studenten heeft een laptop. Het aantal laptopbezitters is sinds 2009 aanzienlijk toegenomen (63%).

Slechts weinig studenten hebben nog een iPad of een andere tablet PC. Slechts 5% van de studenten heeft er een in zijn bezit.


De meerderheid van de studenten heeft een smartphone (54%). Groeide dit aantal ten opzichte van 2009 naar 2010 nog explosief (van 28% naar 50%), heeft het bezit zich het afgelopen jaar enigszins gestabiliseerd. (N.B. een aantal studenten bezit meerdere smartphones, deze studenten zijn slechts eenmaal meegeteld in de genoemde percentages in deze alinea).Het is onze verwachting dat de geringe stijging in het aantal smartphone gebruikers de aankomende jaren zal aanhouden, uitgaande van landelijke verkoopgegevens van onderzoeksbureau GFK waarin staat dat in maart 2011 voor het eerst de verkoop van smartphones de verkoop van “simpele telefoons” overstegen heeft.
De meeste smartphone bezitters onder de studenten hebben een iPhone (17%), maar deze aantallen liggen zeer dichtbij elkaar (Android en Blackberry elk 13%, overige systemen 15%).

Gebruik Social MediaHyves is onder de studenten uit. Slechts 15% van de studenten logt enkele keren per week of dagelijks in op deze account. 76% van de studenten gebruikt Hyves niet of tot helemaal nooit. Facebook wordt echter intensiever gebruikt. 80% heeft een Facebook profiel, waarbij meer dan de helft van de studenten aangeeft dit account meerdere malen per dag te checken. Het percentage sociale netwerkgebruikers is ongeveer gelijk gebleven aan 2010, maar er is een duidelijke verschuiving waarneembaar van Hyves naar Facebook.

Sociaal Netwerken op het professionele vlak is bij Geneeskunde studenten minder populair: slechts 13 % van de studenten heeft een account aangemaakt op Linkedin. Ook Twitter heeft het hart van de Geneeskunde student niet kunnen veroveren: slechts 22% heeft een account op Twitter, waarbij 8% van de studenten dagelijks of meerdere malen per week ook daadwerkelijk Twitter gebruikt. In 2010 had slechts 15% een Twitter account, dus er lijkt sprake van lichte, maar langzame toename. Voor MySpace en Orkut geldt hetzelfde, weinig tot geen studenten maken hiervan gebruik.

Wat willen studenten met ICT in het Onderwijs?


Op basis van een 10-puntsrankingvraag met vastgestelde onderwerpen hebben de studenten aangegeven waar volgens hen de prioritering binnen team OT het aankomende jaar moet liggen (zie onderstaande grafiek en bijlage 1). De studenten geven aan dat ze vooral willen dat er meer webcolleges worden aangeboden (22%), gevolgd door “Meer digitale oefentoetsen (bijvoorbeeld door oude tentamens te digitaliseren)” (19%). Betere kwaliteit van e-learningmodules en betere inbedding van e-learningmodules in het onderwijs staan met respectievelijk 13% en 12% op de derde en vierde plaats.

Webcolleges

Met ingang van januari 2011 is binnen de Geneeskunde opleiding een communicatieplan opgesteld dat als doel heeft om zoveel mogelijk grootschalige hoorcolleges als webcollege aan studenten aan te bieden. Op dit moment worden 12 van de 15 vakken binnen de Bachelor opleiding achteraf aan studenten aangeboden als webcollege. De doelstelling van het communicatieplan is om dit in 2011 uit te breiden naar alle vakken.

Digitale oefentoetsen

Het is de intentie van team Onderwijstechnologie om op het gebied van formatieve toetsing de aankomende periode grote slagen te slaan. Op dit moment lopen binnen de Bachelor en binnen de Master twee kleinschalige initiatieven waarvan team OT, bij goede resultaten en ervaringen, hoopt op verdere opschaling binnen de Geneeskunde opleiding.

E-learning

Omdat het team OT signaleert dat de kwaliteit van de e-learningmodules en de inzet hiervan in het onderwijs nogal varieert, is deze vraag aan de studenten voorgelegd. Gezien de prioritering die studenten aan dit onderwerp hebben gegeven, kan gezegd worden dat zij dit ook gesignaleerd hebben. Het eerste punt betreft de inbedding van de e-learningmodules in het onderwijs: sommige e-learningmodules worden aan studenten aangeboden zonder dat er later in het onderwijs nog op de inhoud wordt teruggekomen of dat deze behoort tot de getentamineerde stof. De meerwaarde van de e-learningmodule is daardoor onduidelijk en de inzet van e-learningmodules in het onderwijs is ook niet altijd even relevant. Er zal bij een volgend curriculum ontwerp duidelijker aangestuurd moeten worden op een blended leervorm, waarbij de e-learning goed is ingebed in het onderwijs.

Het tweede punt, de kwaliteit van e-learning heeft twee oorzaken: ten eerste is de doelstelling van de e-learning is niet altijd duidelijk. Sommige e-learningmodules hebben een zelftoetsend karakter waarbij er geen sprake is van kennisoverdracht; iets wat studenten wel verwachten. Het komend jaar zal er dan ook op gericht zijn hierin duidelijke keuzes te maken: indien er wordt gekozen voor een e-learningvorm dan zullen de modules ook moeten voorzien van betere uitleg en feedback. Indien er wordt gekozen voor een meer toetsend karakter, dan zullen weer andere aspecten benadrukt moeten worden. Een andere verklaring voor de wisselende kwaliteit van de e-learningmodules is de betrokkenheid van de docent, ofwel de inhoudsdeskundige. Deze betrokkenheid is zeer wisselend, wat weer tot uiting komt in de kwaliteit van de e-learningmodules.


Wat vinden studenten minder belangrijk?

De onderwerpen “Meer digitale eindtoetsen i.p.v. schriftelijke eindtoetsen”(22%), “Betere inbedding van digitaal portfolio in het onderwijs” (19%) en “Een digitaal portfoliosysteem met meer functionaliteiten / hogere gebruiksvriendelijkheid “(17%) kregen de laagste prioritering toegewezen (ranking 9 en ranking 10). Ook het onderzoeken van nieuwe mogelijkheden in het onderwijs, zoals het gebruik van Apps, e-readers, Twitter en Facebook” vinden studenten minder belangrijk (15%).

Digitale eindtoetsen

Erg opvallend aan de prioriteringsvraag is dat digitale formatieve toetsing hoog scoort op de prioriteitenlijst van de studenten, terwijl digitale summatieve toetsing het laagst scoort. Een verklaring hiervoor wordt gegeven in de open antwoorden van de studenten. Digitale formatieve toetsing is aantrekkelijk omdat het studenten vrijblijvend de mogelijkheid biedt om plaats- en tijdsonafhankelijk inzicht te krijgen in de individuele voortgang. Digitale summatieve toetsing wordt daarentegen door studenten als onaantrekkelijk genoemd als gevolg van grote afhankelijkheid van de techniek en omdat studenten tijdens de toetsafname meer afgeleid worden (ventilatoren, tikken op toetsenbord, geschuif met de muis over bureau etc.).

Digitaal portfolio

Het digitaal portfolio neemt bij de studenten een onbelangrijke plaats in. Dit komt overeen met de bevindingen van team OT wanneer het gesprek met docenten wordt aangegaan. Bij zowel de meeste studenten als de meeste docenten lijkt de meerwaarde van een digitaal portfoliosysteem niet bekend te zijn. Het digitaal portfolio project dat onlangs binnen Onderwijs & Studentenzaken AMC van start is gegaan hoopt hier een einde aan te maken. Gedurende dit project zal een onderwijsvisie worden geformuleerd met betrekking tot digitaal portfolio gebruik binnen de Geneeskunde opleiding. Ook zal deze visie vertaald worden naar functionele eisen van een porfolio systeem. Het is de verwachting dat door het bepalen van de onderwijsvisie en het betrekken van zowel docenten als studenten bij dit traject uiteindelijk meer draagvlak wordt gecreëerd in het digitaal portfoliogebruik en ook de meerwaarde bij alle doelgroepen duidelijker wordt.

Onderzoeken van nieuwe mogelijkheden

Het onderzoeken van nieuwe mogelijkheden in het onderwijs zoals het gebruik van Apps, e-readers, Twitter en Facebook scoort relatief laag in de prioriteringsvraag. Uitgaande van de gegeven antwoorden zijn de studenten van mening dat team Onderwijstechnologie vooral de aandacht moet besteden aan de ontwikkeling en onderhoud van bestaande diensten (formatieve digitale toetsing, webcolleges en e-learning). Dit kan mogelijk verklaard worden door het feit dat studenten niet daadwerkelijk zien en/of merken dat het team bezig is met ontwikkelen van nieuwe diensten, en dat deze nieuwe diensten, na een aantal succesvolle pilots, als vaste dienst aan studenten worden aangeboden. Een mooi voorbeeld hiervan zijn de webcolleges; drie jaar geleden werden de eerste voorzichtige pilots gedaan en nu zijn alle collegezalen voorzien van een automatisch cameravolgsysteem en geven studenten massaal aan meer webcolleges in het onderwijs te willen. Een ander succesvol voorbeeld is het de inzet van stemmen tijdens de colleges. Ook dit is inmiddels een vast onderdeel van het studieprogramma geworden.


Stellingen

Tot slot zijn zeven stellingen aan de studenten voorgelegd. Elk met een 5-puntsschaal van “helemaal mee eens” tot en met “helemaal mee oneens”. De zesde antwoordoptie was “niet van toepassing”. Deze antwoordoptie is niet meegenomen in het berekenen van de gemiddelde antwoordscore in onderstaande grafiek.

Uitschieters bij deze vraag zijn de stellingen “Door het aanbod van online colleges ben ik minder aanwezig in de collegezaal” (3,82) en “(Digitale) bonuspunttoetsen zetten mij aan om eerder in het blokonderwijs de studiestof te bestuderen” (1,84).

Aanwezigheid college met betrekking tot het aanbod webcolleges

Eerder onderzoek onder AMC studenten heeft aangetoond dat het aanbieden van webcolleges niet ten koste gaat van aanwezigheid in de collegezaal. De resultaten van deze enquête en observaties in de collegezaal ondersteunen de bevinding. Het overgrote deel van de studenten geeft aan dat zij webcolleges niet gebruiken als vervanging van het hoorcollege ter plaatse. Ook uit de statistieken van het online bezoek van de webcolleges kan worden geconcludeerd dat studenten deze voornamelijk gebruiken om moeilijke stukken van het college terug te kijken. Zelden worden gehele colleges van het begin tot einde terug gekeken door de studenten.

Digitale bonuspunttoetsen

De afname van bonuspunttoetsen zijn een terugkerend punt van discussie onder sommige onderwijscoördinatoren en medewerkers van Onderwijs & Studentenzaken. Het voornaamste doel van de invoering van bonuspuntentoetsen binnen het Geneeskundecurriculum is studenten aan te zetten tot vroegtijdig studeren. Hiertoe worden twee toetsmogelijkheden in een onderwijsblok aangeboden waarbij studenten een zogenaamd bonuspunt kunnen halen voor hun eindcijfer. In deze enquête geven de studenten aan dat bonuspunttoetsen hen aanzetten om eerder binnen een blok van start te gaan met studeren (1,84). Eén van de oorspronkelijke doelen voor de invoering van bonuspunttoetsen lijkt hiermee behaald te zijn.

Studenten reageren op de stelling “door de afname van (digitale) bonuspunttoetsen heb ik goed zicht op mijn voortgang binnen het blokonderwijs” iets minder overtuigend (2,29). Dit heeft waarschijnlijk te maken met de feedback die studenten krijgen na afloop van een bonuspunttoets. Allereerst is het de vraag hoe betrouwbaar en representatief een toets van 15 vragen is. Bij een niet-representatieve/niet-betrouwbare toets kan geen conclusie worden getrokken uit de eindscore van de student. Ten tweede krijgen studenten vaak geen inzage in gegeven antwoorden omdat docenten de vragen in de toekomst nogmaals willen gebruiken. Het is de vraag of het geven van feedback naar aanleiding van een bonuspunttoets een aandachtspunt moet zijn voor docenten en medewerkers van O&S, rekening houdend met de voor- en nadelen. O&S heeft de wens geuit om binnen de afdeling van start te gaan met een onderzoek naar de effectiviteit van bonuspunttoetsing binnen de Geneeskunde opleiding. Bij voldoende capaciteit zal hiermee gestart worden.

Conclusie

De afgenomen enquête heeft team OT veel waardevolle informatie opgeleverd. De gegevens over studentensoftware en hardware(gebruik) zijn geactualiseerd en we weten wat studenten op het gebied van ICT en Onderwijs op dit moment belangrijk vinden.Op dit moment zal een soortgelijke enquête onder docenten worden uitgezet. Doel is om te onderzoeken of de verwachtingen met betrekking tot ICT in het Onderwijs onder studenten en docenten gelijk zijn.

Op de website van het team OT zijn alle resultaten van de enquête nogmaals rustig terug te lezen.
https://sites.google.com/a/amc.uva.nl/onderwijstechnologie/ en op
https://sites.google.com/a/amc.uva.nl/onderwijstechnologie/nieuws/resultatenenqueteictinhetonderwijsbekend

donderdag 14 april 2011

Slimmer samenwerken met digitaal mindmappen in het onderwijs

Henny Groot Zwaaftink

Mindmappen is een techniek die positief kan bijdragen: studenten leren beter na te denken over kernwoorden en krijgen meer inzicht in hoofd- en bijzaken. Studenten kunnen er makkelijker mee leren, vinden hierdoor werkstukken maken veel leuker.

In februari is een nieuwe release van Freemind 0.9.0 uitgebracht .
Als docent maak ik regelmatig gebruik van dit programma Freemind.

FreeMind is een open-code mindmap hulpprogramma ontworpen in Java voor het organiseren, analyseren en structuren van ideeën en informatie. FreeMind is een krachtig gereedschap, gemakkelijk te hanteren en zeer praktisch. FreeMind kan voor veel doeleinden gebruikt worden: om grote aantallen informatie te organiseren, inhoud te structuren, artikelen samen te vatten, projecten te organiseren, algemene ideeën geheugensteuntjes aan te maken enz.

Enkele voorbeelden waar het gebruik van digitaal mindmappen voordelen biedt:
Bij groepsopdrachten
Met regelmaat verstrekken we groepsopdrachten. Deze opdrachten zijn vaak complex en te groot om door een student te worden uitgevoerd. Bij een groep veronderstellen we dat samenwerking betekent: kennis en materialen delen om tot een gemeenschappelijk eindproduct te komen.

Om het rendement van de groepsopdracht te verhogen wordt FreeMind ingezet:
1. Ieder groepslid maakt een digitale mindmap van de opdracht en plaatst deze in de leeromgeving.
De bijdrage van ieder groepslid in het denkproces is zo zichtbaar.
2. Kennisdelen:
a. De mindmaps binnen een groep worden met elkaar vergeleken. Ook de “verlegen en stille” groepsleden komen nu aan bod.
b. De discussie binnen een groep wordt verdiept, omdat iedereen zich heeft voorbereid.
3. De docent kan het denkproces in de groep beter ondersteunen.

Bij video’s
In het onderwijs wordt steeds meer gebruik gemaakt van video’s en weblectures.
Om het rendement te verhogen moeten studenten een digitale mindmap maken van de video en deze publiceren in de leeromgeving. Het effect is, dat de studenten de video actiever bekijken en de docent kan controleren of de student de essentie uit de video heeft gehaald.

Bij functiebeperking
Mindmappen is bijzonder geschikt voor studenten met een functiebeperking zoals dyslexie.
Een mindmap geeft structuur. Dyslectische studenten hebben hier veel behoefte aan. Het helpt een student de kernbegrippen te koppelen aan daaraan afgeleide begrippen en ook deze weer visueel te maken. Door het gebruik van beelden hoeft het kind bij herhaling van de stof niet zoveel tijd te stoppen in het weer doorlezen, maar kan het gelijk gebruik maken van zijn begripsniveau. Enkele uitspraken:
Carlo Post
• Op een middelbare school in Utrecht - waar veel leerlingen met ADHD, dyslexie of enige andere functiebeperking zijn - wordt deze techniek als cursus aan de leerlingen aangeboden.
Lily E. van Rosmalen • Studenten met dyslexie of ADHD/ADD worden door mij regelmatig verwezen naar cursussen mindmapping en/of speedreading. Uitstekende ondersteunende vaardigheden, waarvan overigens niet alleen studenten met een functiebeperking profijt hebben. M.i. zou het een studievaardigheid moeten zijn die iedereen krijgt aangereikt. Het schort bij veel HBOstudenten aan concentratie tijdens het studeren. Verder beschikken weinig studenten over goede manieren om een uitgebreide tekst of theorie zichzelf eigen te maken. Mindmappen is bewezen nuttig hierbij.

Verhoog het rendement van uw lessen met mindmappen.
Docentenmateriaal bestaat vaak uit regels tekst of presentaties van overhead slides. Dat materiaal vergt van studenten dat ze grote aantallen schermen moeten onthouden.

Docenten die mindmap software gebruiken, kunnen complex lesmateriaal grafisch organiseren en presenteren op een enkele pagina in een begrijpelijk visueel formaat met tekst en beeld. Tijdens de lessen gebruikt de docent deze mindmap om op de kernonderwerpen te focussen. Hierdoor wordt voorkomen dat studenten verdwalen in een overvloed aan details.

Docenten kunnen mindmaps gebruiken om complexe cursusinformatie op een enkel blad te presenteren, in een eenvoudige visueel aantrekkelijke vorm.

Links:
Lesgeven met mindmappen
Mindmappen in het onderwijs
Speciaal onderwijs en zorg

woensdag 13 april 2011

OVERHEAD geen OVERDAAD

Anton Neggers

De Tweede Kamer vraagt de Algemene Rekenkamer uit te zoeken hoeveel geld er nu daadwerkelijk aan ondersteunend personeel wordt besteed in het hoger onderwijs. Een motie daartoe van PvdA en SP werd onlangs aangenomen.

We hadden het kunnen zien aankomen: in tijden van bezuinigingen roept de een of andere bewindsman vroeg of laat dat de overhead in het onderwijs te hoog is. En dat dat ten koste gaat van het primair proces.

Ook bestuurders hebben er een handje van om in te grijpen in de facilitaire diensten met als argument dat de docent voor de klas daarbij gebaat is. Vanuit het perspectief van politici en bestuurders, die in het algemeen alleen uitgaan van kengetallen, een begrijpelijke redenering. Maar ver weg van de realiteit.

Een collega-docent (inmiddels gepensioneerd) zei mij eens: "De tijd van de oude HEAO, dat was nog eens iets: één directeur, één secretaresse en voor de rest alleen maar docenten!" Ik heb die tijd als beginnend docent ook meegemaakt, en herinner mij ook dat ik mijn eigen proefwerken kopieerde, mijn eigen cijferregistratie bijhield, de overheadprojector (wij hadden er drie) vanuit het magazijn naar het klaslokaal vervoerde en bij het verplaatsen van een les zelf een lokaal moest reserveren.

Het maatschappelijk debat over onderwijs kenmerkt zich door twee eigenaardigheden: iedereen is deskundig (iedereen heeft immers ooit onderwijs genoten) en iedereen mag ongegeneerd de goede oude tijd verheerlijken (het 'gelukkige klas van Theo Thijssen'-syndroom).
Thijs Chanowski (van de Fabeltjeskrant) liet in de jaren tachtig tijdens onderwijscongressen al een prachtige animatie zien, waarin de vooruitgang sinds de industriële revolutie in alle sectoren werd getoond: van paard en wagen tot de raket naar de maan, van de postduif tot e-mail. Alleen de plaatjes over onderwijs bleven onveranderd: docent voor de klas in 1800, docent voor de klas in 1980.

In 1980 stond op mijn school ook nog maar één computer: op het secretariaat. De enorme vlucht die ICT in het onderwijs sindsdien heeft genomen toont aan dat het begrip overhead aan een herdefinitie toe is. Computers zijn allang geen 'competative advantage' meer, maar 'necessity'. Slechte ICT-voorzieningen doen een opleiding al gauw enkele plaatsen dalen in de keuzegids.

Ik ken docenten in het HO die voor hun opleiding de functie van helpdesk vervullen: studenten kunnen met alle (ook technische) vragen over de elektronische leeromgeving bij hen terecht. Het is voor het management van die opleidingen kennelijk niet mogelijk om helpdeskmedewerkers aan te trekken, omdat daarmee hun ratio onderwijzend/ondersteunend personeel ongunstig wordt, maar ondertussen doet deze docent, en veel van zijn collega's, wel ondersteunend werk...

Volgens de definitie is overhead 'het geheel van functies gericht op de sturing en ondersteuning van de medewerkers in het primaire proces'. Maar wat is tegenwoordig het primaire proces in het onderwijs?

In het onderwijs gaat het toch primair om het faciliteren van het leren van de studenten en leerlingen? De tijd dat de enige vorm daarvoor bestond uit de docent voor de klas hebben we allang achter ons gelaten. De student beschikt tegenwoordig over een 'rijke leeromgeving' waarin ook de beroepspraktijk, ICT, projectonderwijs naast de docent voor de klas een plaats hebben ingenomen. Volgens de definitie van overhead betekent dat naar mijn mening dat de helpdeskmedewerker net zozeer een medewerker in het primaire proces is als de studieloopbaanbegeleider, de docent en de laboratoriummedewerker.

De oplossing zit 'm dus in een herdefinitie van de begrippen 'onderwijzend' en 'ondersteunend' personeel. Als die door de Algemene Rekenkamer wordt doorgerekend komen de ratio's zonder meer heel anders te liggen.

Zo niet, dan dreigt voor docenten een levensgroot gevaar. Het snijden in overhead betekent dan automatisch dat ze zelf weer meer ondersteunende taken zullen moeten verrichten. Wat dacht u van: het schoonhouden van het klaslokaal. Zover zullen we het toch niet laten komen?

maandag 11 april 2011

Provocerend innoveren vanaf de werkvloer

Heerlijk! Een jonge docent(onderzoeker) die zich het kaas niet van zijn brood laat eten. In een gesprek met hem gaf hij aan dat bij de beide academies waar hij opereert er alleen maar medewerking was. Wanneer docenten aangeven dat "het MT" niet meewerkt is het de vraag of "het MT" überhaupt gevraagd is wat ze er van denken. De directie cq het management heeft ook echt het beste met het onderwijs voor. Zij zijn heel vaak niet de barrière bij nieuwe ideeën, hoewel dat vaak wordt beweerd. Er kan meer dan je denkt, initiatieven van de werkvloer worden juist omarmt. Je moet het wel even bespreken, dan komt het meestal wel goed. Of zoals ik pleeg te roepen: "geld is geen issue als je een goed plan hebt". Of we herschikken of we vinden "nieuw geld". Als dit je motiveert lees dan het relaas van Stephan Corporaal, Saxion docent-onderzoeker met (eigen)wijze ideeën, hij gaat het gewoon doen, mooi toch?

Generatie Y onderwijs: samen leren
Begin dit studiejaar heb ik mijn vaste werkplek uitgeruimd en ervoor gekozen om plaats te nemen in het open studielandschap van mijn academie. Onderwijs en onderzoek vindt naar mijn mening niet plaats in gesloten ruimtes. Ik heb honderden uren doorgebracht in de lunchruimte van docenten, bij de groeps- en individuele werkplekken waar studenten (tussen)uren doorbrengen en de spreekkamers waar we het werkveld ontvangen. Dat heeft me de afgelopen maanden in de gelegenheid gesteld om naar vele tientallen gesprekken te luisteren en me te laten inspireren door studenten, collega’s en bedrijfsleven. Dit is de kern van mijn werk. Ik ben docent-onderzoeker en mijn taak is om te leren, samen met studenten, collega’s en het bedrijfsleven.

Na drie maanden kwam ik er tot mijn verbazing achter dat de overgrote meerderheid van de gesprekken niet ging over onderwijs, over leren en over persoonlijke groei. Maar liefst 85% van de gesprekken van zowel studenten als docenten ging over organisatorische randzaken als problemen met toets inschrijven, lokalenplanning, planning van onderwijs en toetsing, overvolle feedbacksessies, roosterwijzigingen etc..

Dat moet anders kunnen. Volgend jaar start ik in mijn minor, een onderwijsperiode van een halfjaar, met een pilot waarbij ik met allerlei ICT hulpmiddelen probeer ons onderwijs weer terug te krijgen naar de basis: samen leren.

Geen roosterwijzigingen, ingewikkelde onderwijsplanningen (ODB)
Voor volgend jaar vul ik geen onderwijsplanningsformulier (ODB) meer in. Er zijn geen onderwijs en tentamenroosters. Ook geen wijzigingen meer dus. Alle bijeenkomsten en toetsen vinden plaats in het open studielandschap. Een inspirerende open werkruimte voor alle studenten van onze academie dat onlangs door mijn innovatieve teammanager flink is opgeknapt. De bijeenkomsten vinden alleen op die momenten plaats als ik en de studenten zin hebben; studenten krijgen de verantwoordelijkheid om het te plannen. Ook de vele lessen van gastsprekers uit het bedrijfsleven vinden in het studielandschap plaats. Niet alleen studenten die de minor minor volgen zullen in het studielandschap aan het werk zijn, maar ook studenten uit andere jaren. Geen probleem. Ze worden ze geïnspireerd door de bijeenkomsten en misschien doen ze zelfs wel mee. Collega’s zullen voorbijkomen en hopelijk ook geïnspireerd raken. Het open studielandschap zal wat rumoerig zijn. Ook geen probleem. Interactie staat in de lessen centraal. Lessen met ‘kennisoverdracht’ (studenten hebben daar behoefte aan!) waarbij concentratie is benodigd stel ik digitaal ter beschikking als weblectures! 

Geen toets-inschrijfproblemen, conversietoetsen, problemen met de feedback
Vandaag zag ik een overzicht voorbij komen met meer dan 80 toetsen die onze academie dit kwartiel afneemt. Dat was exclusief tientallen derde kans toetsen. De afgelopen maanden luisterde ik naar tientallen gesprekken over inschrijvings- en plannings problemen voor deze toetsen. Volgend jaar is er slechts 1 toets bij mijn minor: een portfolio toets. Studenten maken zelf een afspraak voor deze toets als ze denken er klaar voor te zijn, ik daag ze uit omdat in hetzelfde kwartiel als het onderwijs te doen. Geen problemen met conversies en cijfervoer. Ik zorg dat alle studenten automatisch ingeschreven staan voor deze toets. Om de portfolio toets te behalen nemen ze deel aan een aantal kennistoetsen, assessments en werken ze aan rapportages. De beoordelingen daarvan verzamelen ze in de portfolio-functie van ons digitale leersysteem blackboard. Kennistoetsen allemaal digitaal afgenomen via testvision, ons toetssysteem. Ook voor de open vragen. Direct na afname van de toets staan de vragen en standaard antwoorden online. Studenten kunnen deze antwoorden vergelijken met hun eigen antwoorden. Het digitaal toetsen voorkomt een hoop gedoe met het gesleep met toetsen, surveillanten en plannen van feedback en toetssessies. De feedbacksessie is vervolgens daarvoor waarvoor het ooit bedoeld is: persoonlijke begeleiding en coaching. Daarvoor plan ik ongeveer 2 uur per vier studenten. Bijvoorkeur bij cafe de Kater.

Aan het einde van de minor vindt er een gesprek over het portfolio van de student plaats samen met een docent en werkvelddeskundige en een recente alumni. Het gesprek over het portfolio levert vervolgens een cijfer op. Kennis verouderd. Elke student is anders. Elk portfolio is elk jaar uniek

Kennisdeling: de tijd dat docent jarenlang voor de klas kon staan met hetzelfde verhaal is al enige jaren voorbij.
De wereld verandert. Kennis verouderd steeds sneller. Kennisoverdracht kan niemand beter dan Google. Ik werk samen met studenten en bedrijfsleven aan diverse beroepsproducten. Dat doen we via wiki’s (bijv. Wikispaces.com) en social media (linkedin) zodat ook collega’s en bedrijfsleven ons kan volgen. Als promovendus heb ik tientallen artikelen verzameld die studenten gebruiken voor de onderbouwing van hun praktijkadviezen. Ik zorg voor een systeem waarbij studenten en bedrijfsleven via telefoon en computer kunnen inloggen op mijn harde schijf of een gezamelijke harde schrijf opzetten. We schrijven vervolgens samen een advies voor het bedrijfsleven en publiceren dat op een site als managementsite.nl

Communicatie: E-mail is ouderwets.
Zeker de 100 MB IBM-lotus mailbox die ik en de studenten ter beschikking hebben op Saxion. E-mail wordt verboden als communicatie middel gedurende de hele minor. We werken met een samenwerkingsplatform waarbij studenten hun hun vragen, stellen bijdragen leveren etc. We leren van elkaar. Ik hoef niet meer individueel te beantwoorden. Net zoals we nu al doen via: http://www.linkedin.com/groups?mostPopular=&gid=3722703. Dat scheelt veel tijd en studenten en collega’s leren van elkaar!

De ideeën hierboven zijn niet totaal nieuw. Vernieuwend is wel dat ik alles binnen nu en 4 maanden ga doorvoeren. Mijn lector noemt dat de guerilla-aanpak. Geen beleid, maar gewoon experimenteren. En anderen daarmee aansteken. Volgend jaar laat ik weten of het gelukt is.

donderdag 7 april 2011

Onderwijsinnovatie versnellen: ZSM met LQ

Yvonne Kleefkens,
Directeur HERA, Masters in Leren Leren

Van huis uit ben ik wiskundige en ict-er, en om die reden ben ik niet zo snel onder de indruk van ‘innovaties’. De mobiele telefoon is een prettige innovatie, maar het idee dat ieder type mobiele telefoon zijn eigen type adapter moest hebben is nutteloos, zo niet irritant. Ik ben dus een liefhebber van ZSM: zo simpel mogelijk innoveren met een oog voor standaards. Ook kijk altijd naar 2 aspecten: wat (inhoud) en hoe (wijze van werken). Technologie invoeren is één van de meest voor de hand liggende ‘innovaties’, namelijk die van het hoe. Dankzij ons mobieltje en de e-reader kunnen we nu op meer plaatsen en in meer situaties communiceren en informatie verwerken dan ooit. Boeken nemen ineens veel minder ruimte in onze vakantiekoffer in.

En innoveren moet geen doel op zich zijn, dat doe je bijvoorbeeld om (maatschappelijke) problemen op te lossen op een manier die nieuw is en een duidelijk positief effect heeft. Innoveren van het onderwijs kan het hoe versnellen. Zoals het gebruik van didactische werkvormen en leerstrategieën, die gebaseerd zijn op wetenschappelijk kennis over het brein en leren. Je kunt dan dezelfde stof in minder tijd verwerken, je studie in 3 in plaats van 4 jaar doen. Ook kan innoveren iets nieuws toevoegen: bijvoorbeeld Leren Leren aan het onderwijscurriculum toevoegen om het leervermogen (LQ = Learn & Leadership Quality) van leerlingen vrij te maken en te vergroten. Zodat hun resultaten met 3 niveaus of punten stijgen. En wetenschappelijk onderzoek naar de effecten Leren Leren met behulp van "leren is een makkie" uitvoeren. Dat kan weer leiden tot uitbreidingen op Leren Leren.

"Leren is een makkie" is met een zeer krap budget gemaakt, namelijk voornamelijk mijn vrije tijd, en met hulp van een stagiairs en afstudeerders, simpel html (web 0.0) en wordt nog steeds via Frontpage onderhouden. Excuses, de online planner is php. Intussen vinden per maand wel meer dan 12.000 leerlingen uit het basis- en middelbaar onderwijs hun weg naar de website en krijgen daar antwoord op hun leerproblemen. Inhoudelijk innovatief? Dat moet je maar voor jezelf beoordelen, neem er eens een kijkje.

En wil je meer weten over Learn & Leadership Quality (LQ) ga dan op bezoek bij onze LQ toolbox.

Andere sites waar we bij betrokken zijn geweest:
Ontwikkeld voor Saxion en Betatechniek, een site behulpzaam bij de ontwikkeling van diverse leren leren vaardigheden op HBO niveau
Analyseren, Communiceren,  Motiveren, Onderzoeken, Plannen, Projectmatig werken en Reflecteren

Ontwikkeld voor Saxion en ROC Twente en Aventus:
1. een site die mbo studenten helpt te besluiten wel of niet door te studeren
2. een site voor studieloopbaanbegeleiders

Ontwikkeld voor de HVA, toetsvormen en hoe je als student daarop voor te bereiden.

dinsdag 5 april 2011

Het nieuwe leren in de praktijk

John May schrijft over zijn ervaringen om vanuit bedrijfsperspectief samen te werken met het beroepsonderwijs. Hij gaat daar een stap verder dan wat we de laatste tijd in de media hebben kunnen lezen om de vergrijzing in het onderwijs op te vangen.  Dit zou kunnen door het inzetten van experts uit het bedrijfsleven als (parttime) (gast)docent. Uit zijn relaas kun je opmaken dat het daadwerkelijk uitvoeren van dit soort ideeën nog niet zo gemakkelijk is, dus lees zijn verhaal:

Het middelbaar en hoger beroepsonderwijs heeft zich in de afgelopen jaren enorm ingespannen om het onderwijs competentie gericht te maken. De aanleiding zat hem ooit in de vraag van het bedrijfsleven dat het onderwijs beter moest aansluiten bij de beroepspraktijk. Dit vereist een wezenlijk andere invulling van het onderwijs en een andere rol van de instellingen en de daar werkende docenten. Maar waar is het bedrijfsleven gebleven?

Bij de meeste opleidingscentra van grote organisaties is de wereld nauwelijks veranderd. Men organiseert hier het opleidingsaanbod nog steeds op dezelfde manier als men zelf gewend was onderwijs te krijgen. Klassikaal met veel kennis en met een beetje vaardigheid. De opleidingstrajecten bij deze bedrijfsopleidingscentra zijn voornamelijk cursus gericht. Een cursus is voor een bedrijf gemakkelijker te organiseren; een medewerker voor een aantal korte cursussen inplannen is overzichtelijker dan hem in een periode van een jaar (of misschien wel langer) te laten begeleiden naar een nieuwe bekwaamheid.
Men heeft de mond vol van eLearning en Blended Learning, maar de belangrijkste drijfveren hiervoor zijn kostenbesparing en niet het beter en effectiever ondersteunen van de medewerker bij de uitvoering van zijn beroepstaken. Zijn de bedrijfsopleidingcentra zelf wel bezig met het echt professionaliseren van hun medewerkers?

De echte onderwijsvernieuwing zit volgens mij in de samenwerking tussen de vragende partij (het bedrijfsleven) en de aanbiedende partij (het onderwijs) om de professionalisering van medewerkers vorm te geven. Het beroepsonderwijs komt hier in de positie om niet alleen op te leiden voor een start kwalificatie. Ze kan echt waarde toe voegen aan de beroepspraktijk en de bedrijfsopleidingscentra kunnen hun kennis van de beroepspraktijk inbrengen om samen onderwijs programma’s in te richten die echt aansluiten bij de behoefte van de beroepsgroep. Het onderwijs is hiermee langer en beter aangesloten bij de beroepsgroep en kan waarde toevoegen daar waar veel bedrijven niet hun kern competenties hebben zitten, namelijk leren.

De samenwerkingverbanden die hieruit ontstaan leiden tot duale programma’s die diep geworteld zijn in de bedrijven en de onderwijsinstellingen. Maar is de markt hier wel klaar voor? Als je met bedrijven praat over de professionalisering van hun medewerkers blijkt dat de behoefte er zeker is. Het probleem zit hem in de transformatie naar dit nieuwe model. Komt een bedrijf ooit los van het cursus denken als dominante opleidingvorm en komt een onderwijsinstelling ooit los van het doceren als dominante werkvorm?

Ik weet uit mijn eigen ervaring dat de eerste voorzichtige schreden door zowel bedrijfsopleidingscentra als onderwijsinstellingen gezet worden. Maar ook dat de weg naar echte samenwerking lang en moeizaam is.

John May
Learning Strategy Consultant
Capgemini Academy

zondag 3 april 2011

Overkill aan ICT congressen hindert onderwijsinnovatie


Eus van Hove, docent biologie
Met grote regelmaat is er ergens in Nederland een ICT congres voor het onderwijs. Deze week worden er twee congressen tegelijk gehouden. De Conference by the Sea heeft een compleet vakantiepark afgehuurd aan het strand bij Domburg; het 12e Nationale E-learning congres zit in het Evoluon in Eindhoven.
Al meer dan 10 jaar lang worden dit soort Onderwijs en ICT manifestaties georganiseerd voor managers, onderwijskundigen, adviseurs en coördinatoren. Wat levert deze overkill aan ICT congressen het onderwijs op? Waarom zijn er zoveel ICT congressen?


ICT zou na de uitvinding van het leerboek in de 16e eeuw en de uitvinding van het schoolbord in de 19e eeuw voor een revolutie zorgen in het hedendaagse onderwijs. Vanaf het jaar 2000 netwerken managers, onderwijskundigen, adviseurs en coördinatoren op congressen over de nieuwste ontwikkelingen op het gebied van ICT en onderwijs. Elektronische leeromgevingen, elektronische toetsprogramma’s, Second life, Hyves, WEB 2.0 tools en digiborden zijn thema’s die al jaren de congressen bezighouden. De laatste hypes zijn mobile devices en social media. Docenten zie je er niet veel. Die laten hun lessen niet vervallen voor het zoveelste ICT congres.

Kloof
Uit verschillende onderzoeken blijkt dat ICT een beperkte rol speelt binnen leerprocessen op school. Nog niet zo lang geleden constateerde de Onderwijsraad zelfs een steeds grotere kloof tussen de mogelijkheden van ICT en de daadwerkelijke benutting door scholen. De overgrote meerderheid van docenten gebruikt geen digitale leermiddelen en doceert letterlijk en figuurlijk volgens het boekje. Onlangs trok Kennisnet aan de bel bij de overheid: het gebruik van ICT in het onderwijs moet worden versneld.
Als ICT congressen zo weinig effect sorteren, waarom zijn er dan zoveel? Of is het misschien zo dat de overkill aan ICT congressen de onderwijsinnovatie juist hindert?

‘Gedoe’
Minister-president Rutte zegt dat het beschikbare geld in het onderwijs niet doelmatig wordt besteed. In het HBO gaat 30 tot 40% van het budget op aan overheadkosten. Aan ‘gedoe’, zoals de premier dat zelf noemt. Volgens Ad Verbrugge van Beter Onderwijs Nederland is het nog veel erger. De overheadkosten in het onderwijs zijn volledig uit de hand gelopen. Van het hogeschoolbudget wordt nog maar 25% besteed aan directe onderwijsactiviteiten door docenten. Ook in het VO en MBO rijzen de overheadkosten de pan uit. De Tweede Kamer wil nu dat de Algemene Rekenkamer uitzoekt hoeveel geld er echt aan overhead wordt besteed in het onderwijs (http://iturl.nl/snSxq).

Zeekanoën
Het ‘gedoe’ waar premier Rutte op doelt, is een belangrijke oorzaak voor de overkill aan ICT congressen. Steeds meer managers, onderwijskundigen, adviseurs, coördinatoren en andere bureaufunctionarissen in het onderwijs worden in staat gesteld ICT congressen te bezoeken. Geld speelt nauwelijks een rol. Deelnemers aan de Conference by the Sea verblijven deze week in een 5 sterren vakantiepark aan het strand en kunnen kiezen uit tal van activiteiten, zoals paardrijden, zeekanoën en brandingsurfen. De Conference by the Sea kost € 384 p.p. exclusief overnachting­kosten. Met 1100 deelnemers kost dit evenement meer dan een half miljoen euro. Het Nationale e-learningcongres is nog duurder. De 650 bezoekers betalen ieder € 1400; in totaal kost dit congres bijna één miljoen euro! De werkelijke kosten zijn nog veel hoger. Van de tijd die deelnemers aan de Conference by the Sea kwijt zijn kunnen 20.000 tot 30.000 lessen worden gegeven.

Doelmatig
Dat deze verkeerde besteding van middelen ten koste gaat van de kwaliteit van onderwijs mag duidelijk zijn. Dit overheidsgeld kan doelmatiger worden besteed. Als het aantal managers, onderwijskundigen, adviseurs en coördinatoren op scholen wordt verminderd, zoals premier Rutte wil, zullen de bezoekersaantallen aan ICT congressen dalen en zal de overkill aan ICT conferenties vanzelf afnemen. Met de miljoenen euro’s die dit oplevert, kunnen belangrijke oorzaken voor het achterblijven van ICT in het onderwijs worden aangepakt.

1. Laat docenten het primaire proces innoveren. Geef docenten tijd en ruimte voor de ontwikkeling van hun digitale vaardigheden en de ontwikkeling van digitaal lesmateriaal.

2. Zorg dat docenten de beschikking krijgen over een professionele elektronische leeromgeving, waarmee docenten buiten de lessen om kunnen communiceren met leerlingen/studenten, waarmee digitale opdrachten en toetsen beschikbaar gesteld kunnen worden en waarmee docenten hun cijferadministratie online bij kunnen houden.

3. Zorg voor een moderne ICT infrastructuur op scholen, zodat leerlingen/studenten draadloos internet op kunnen met hun laptops.

4. Zorg dat de ICT stafdienst niet alleen de overhead ondersteunt, maar vooral in dienst staat van het primaire proces. Docenten en leerlingen/studenten moeten adequaat geholpen worden met hun ICT problemen.

Voorlopig is dit voor veel scholen toekomstmuziek en trekt het circus van ICT congressen verder. Volgende week is IPON2011 aan de beurt; een groot ICT congres in de Jaarbeurs in Utrecht.
Gaan we nog een paar jaar door met dit ‘gedoe’? Of gaan we het overheidsgeld doelmatig besteden aan moderne lessen door docenten die tijd en ruimte krijgen voor innovatie?

Ik ben natuurlijk erg benieuwd naar reacties van de lezers van dit multiblog!