donderdag 17 november 2011

Beleidsinstrumenten voor ICT en onderwijs

Peter van ’t Riet
lector ICT en Onderwijsinnovatie
Hogeschool Windesheim

‘ICT en onderwijs’ wordt meestal ingevuld op het microniveau van het onderwijs. Op dat niveau gaat het om wat de docent doet met de leerlingen/studenten “in de klas”. Het onderwijsleerproces staat dan centraal: de docent onderwijst, de leerling/student leert. Het is het niveau waar heel het onderwijs om draait. Terecht houden daarom velen zich bezig met de vraag hoe dat onderwijsleerproces met behulp van ICT kan worden geoptimaliseerd. Daarbij wordt vaak gedacht aan het vergroten van de leerprestaties of de leerresultaten. Maar minstens even belangrijk is dat ICT de aard van de onderwijsleerprocessen verandert. Het onderwijsleerproces van mijn jeugd in de jaren ’60 bestond eruit dat de leraar aan een groep leerlingen de stof uitlegde, hun het huiswerk opgaf, dat huiswerk de volgende les overhoorde en vervolgens het volgende stuk leerstof begon uit te leggen. Hoewel ook zonder gebruik van ICT dit simpele onderwijsleerproces al in de jaren ’70 en ’80 werd aangevuld met allerlei andere werkvormen, heeft de introductie van ICT in het onderwijs in de jaren ’80 en ’90 daar nog veel meer variatie aan toegevoegd. Internet heeft er bijvoorbeeld voor gezorgd dat we van een beperkt leerstofaanbod van goede kwaliteit (één schoolboek per vak) zijn gemigreerd naar een overvloed aan leerstof waarvan we de kwaliteit vaak maar moeilijk kunnen inschatten. Social media hebben het individuele leren (achter je bureautje je huiswerk maken) vervangen door netwerkleren (leerlingen leren terwijl zij online zijn).

Behalve op het microniveau beïnvloedt ICT het onderwijs ook op het mesoniveau. Dat is het niveau waarop onderwijs georganiseerd wordt: de school, de opleiding, de faculteit of de instelling. Alle processen die zich op dat niveau afspelen worden door ICT-systemen ondersteund of aangestuurd. De informatiehuishouding van de meeste onderwijsinstellingen is echter nog altijd een chaotische kluwen van servers, pc’s, informatiesystemen en netwerkverbindingen. Meestal wisselen die systemen op een houtje-touwtje manier gegevens met elkaar uit. De informatiearchitectuur van onze instellingen is gebrekkig, en diverse afdelingen maken gebruik van dezelfde of verwante gegevens zonder het beheer ervan op elkaar af te stemmen. In mijn onderzoek bij acht grote hogescholen in 2009 bleek dat informatieuitwisseling tussen de informatiesystemen van de instellingen tamelijk primitief geregeld is met downloads en uploads via spreadsheets en tekstbestanden, waarin onderweg van alles wordt gewijzigd. Gevolg is bijvoorbeeld dat geen enkel informatiesysteem hetzelfde aantal ingeschreven studenten ophoest. Hier valt dus nog een wereld te winnen, zeker ook in het hoger onderwijs.

Eenvoudig is het overigens niet. Het onderwijs ziet zichzelf vandaag geplaatst in een gigantische ruimte van ICT-apparaten, Web 2.0-toepassingen, didactische en wetenschappelijke databases, en bedrijfsinformatiesystemen. Het is de vraag hoe docenten en onderwijsmanagers daaruit nog een verstandige keuze kunnen maken bij het inrichten van hun onderwijs en bedrijfsprocessen. Onderwijsmanagers moeten daarom beleid voor ICT en onderwijs maken en dat beleid implementeren. Om die beleids- en implementatieprocessen te ondersteunen bestaan er beleidsinstrumenten. Allereerst is er het lagenmodel van het onderwijs. Beleid met zijn zwaartepunt op het microniveau (docent met ICT in de klas) heeft altijd maatregelen op het mesoniveau (onderwijsorganisatie) nodig ter ondersteuning. Omgekeerd zal ICTO-beleid op mesoniveau (processen en informatiesystemen) niet slagen zonder maatregelen op microniveau (medewerking van docenten en studenten). Verder moet bij innoverend ICTO-beleid nagedacht worden over het soort innovatie dat wordt nagestreefd. Er zijn diverse typen innovatie, variërend van incrementeel tot radicaal, die elk hun eigen dynamiek hebben. Kennis daarvan kan voorkomen dat innovaties stranden omdat met die dynamiek onvoldoende wordt rekening gehouden. Voor complexe innovaties bestaat er een faseringmodel. En de beleving van innovatieve projecten volgt vaak een Gartner-Hype-Cycle-curve. Anticiperen op het dieptepunt in die curve en je rug recht houden kan voor het slagen van de beleidsimplementatie cruciaal zijn. Vervolgens is er het ICT-bedrijfsmodel dat ik in 2008 heb beschreven in mijn lectorale rede. Het kan voorkomen dat beleidmakers belangrijke aspecten van een ICTO-innovatie over het hoofd zien waardoor ze tijdens de implementatie in de problemen zouden kunnen komen. Ook is er het Vier-in-Balans-model van Kennisnet dat een check biedt op de implementatie van ICTO-beleid. En voor de professionalisering van docenten kan men gebruik maken van de ICT-kennisbasis van ADEF.

Kortom, de ICTO-werkelijkheid is complex, maar er zijn riemen om mee te roeien op dat woelige water. Voor een uitgebreide beschrijving van bovengenoemde beleidsinstrumenten verwijs ik naar het artikel dat ik daar onlangs over publiceerde op de website van het lectoraat ICT en Onderwijsinnovatie van Windesheim.

1 opmerking: