maandag 30 mei 2011

Meer met minder!

Michiel van Geloven 

De ICTO-afdelingen bij veel instellingen voor hoger onderwijs worden (vaak ingegeven door bezuinigingen) verkleind en soms volledig gedecentraliseerd. In hun bloeitijd werden allerlei mooie, interessante en veelbelovende ontwikkelingen gevolgd en bijbehorende tools aangeschaft. Nu moeten de instellingen, meer dan ooit lijkt het, de broekriem aanhalen. Zouden al die mooie tools van de ICTO-afdeling nog in gebruik zijn, en is er nog altijd behoefte aan? Hoe kom je daar achter, anders dan door naar de logfiles te kijken (als die er zijn)? Het antwoord lijkt simpel: vraag de studenten!


Studentenpanels
Een jaar of twee geleden was ik in de gelegenheid om, samen met een collega, met een aantal studentenpanels te praten over hun ervaringen met ICT in het onderwijs. Dit speelde zich af bij een grote hogeschool in het kader van een analyse van het totaal aan ICTO-voorzieningen. In zo’n vijf gesprekken kwamen we in totaal ruim 50 studenten tegen van allerlei opleidingen, van educatie tot techniek. Overigens hebben we in dat onderzoek ook gesproken met docenten, onderwijskundigen, ICT‘ers en andere actoren, maar daarover een andere keer.

Wat mij vooral is bijgebleven uit de gesprekken met studenten zijn drie punten:
  1. De studenten willen graag een training of introductieles in het gebruik van de ICTO-toepassingen, zeggen ze zelf. Maar, voegen ze er meteen aan toe, zo’n bijeenkomst moet dan wel verplicht zijn, anders komen we niet.
  2. Studenten willen erg graag ‘one stop shoppen’, dus liefst zo veel mogelijk informatie in één omgeving terugvinden. Welke omgeving dat is, maakt ze in principe niet uit. ‘Doe maar Blackboard, want daar zitten we toch elke dag in’.
  3. Als de instelling geen of onhandige voorzieningen aanbiedt, dan zoeken de studenten hun eigen oplossing wel, en blijft de ‘onhandige’ oplossing van de instelling ongebruikt.
One stop shop
Vorige week leidde ik een evaluatiegesprek met een groepje ICT-studenten, die dit voorjaar aan een nieuwe, duale opleiding zijn begonnen (nuancering: de opleiding zelf is niet nieuw, de duale variant wel). Deze groep studenten is bovengemiddeld bewust bezig met de opleiding en reflecteert actief op het eigen studiegedrag. Ze moeten wel, want de combinatie van (bijna) fulltime werken met een pittige hbo-opleiding dwingt tot efficiënt en effectief studeren.

Ook deze studenten komen al snel met het verzoek, of de opleiding ‘alles’ in Blackboard wil stoppen, want liever werken ze niet met verschillende omgevingen. Dus of we maar liever niet een aparte conferencing-omgeving willen aanbieden. En oja, graag een forum in Blackboard. Voor de goede orde: het gaat ook deze studenten niet speciaal om Blackboard, maar wel om de ‘one stop shop’.

Los van het gebruik van Blackboard en andere tools hebben sommige van deze studenten veel moeite met het vak wiskunde. Intussen hebben ze zelf online oefenprogramma’s gevonden. Snelle conclusie: voorzieningen die de hogeschool niet of beperkt aanbiedt, zoeken de studenten zelf op internet.

Stoppen is moeilijk!
Het hoger onderwijs heeft veel aan zijn hoofd deze dagen, je kunt de krant niet openslaan of iemand heeft wel weer een mening hoe de problemen (vooral van het HBO op dit moment) opgelost kunnen worden. Ik kan me voorstellen dat ICT, en in het bijzonder ICT in het onderwijs, daarbij vaak een lage prioriteit krijgt – daar hebben we de afgelopen twintig jaar al zo veel aan gedaan… Tegelijk denk ik, dat er op een aantal plekken vrij snel winst te behalen is door de ICTO-voorzieningen kritisch tegen het licht te houden Niet in de laatste plaats door ook aan de studenten te vragen, wat voor hen handig, belangrijk en interessant is. Daar zou zomaar uit kunnen komen dat sommige voorzieningen overbodig blijken te zijn, en dat de studenten zelf oplossingen vinden waar de instelling niet aan denkt.

Ja, ik weet het. Stoppen met systemen is moeilijk. Er zijn altijd professionals die overtuigend kunnen aantonen, dat ‘hun’ systeem essentieel is en onmogelijk kan worden beëindigd (graag gebruik ik zelf in dit licht eufemistische term ‘uitfaseren’). Het vraagt enige bestuurlijke moed om zo’n stap dan toch te zetten, maar ik ben ervan overtuigd dat de winst in veel gevallen groter is dan het verlies.

Michiel van Geloven, zelfstandig adviseur @ www.interimichiel.nl

woensdag 25 mei 2011

Gezakt voor het examen, maar geslaagd voor het leven

Fietsenkelderwijsheid

Fietsenhokken zijn vaak niet de meest leerzame omgeving van een hogeschool. Maar toch valt ook daar wat te leren. Wat te denken van de graffiti die ik laatst aantrof in de stalling van een Zwolse hogeschool:

Gezakt voor het examen, maar geslaagd voor het leven


Als het over digitale portfolio's gaat, spookt deze zin me nogal eens door het hoofd. Zo'n beetje elke Nederlandse Hogeschool laat studenten werken in een digitaal portfolio. Met zo'n dossier tonen studenten aan hoe de vlag er bij hangt als het gaat om de ontwikkeling van hun studie en hun loopbaan. Helaas, als de opleiding afgerond is, is vaak ook de navelstreng naar het digitale portfolio doorgeknipt. De kalkende student uit de eerste alinea zou zeggen: het DPF is geschikt voor het examen, maar niet voor het leven. Tijd voor een radicaal andere kijk op dit opleidingsinstrument.

Menig student wordt door zijn HBO opleiding verplicht om een digitaal portfolio te onderhouden. Voor dat doel heeft zo'n hogeschool een digitale omgeving ontwikkeld en ingericht waar studenten aan de slag kunnen. Het portfolio is meestal opgeknipt in 3 lagen. In de onderste laag is de student alleen of met medestudenten aan het werk met opdrachten. In de tweede afdeling legt die student dit werk voor aan docenten of medestudenten ter beoordeling, terwijl de derde afdeling bedoeld is als "showcase". Die laatste afdeling is de etalage waarmee de student de rest van de wereld laat zien hoe competent hij is.

Dat lijkt een nobel streven, maar er zit wel een adder onder het gras. Het is namelijk de hogeschool die deze omgeving aanbiedt, inricht en onderhoudt. Daarmee blijft de reikwijdte van het portfolio beperkt tot medestudenten, docenten en als de techniek en de veiligheidsmaatregelen het toelaten, een enkele stagebegeleider. Dat is voor de eerste twee van de drie genoemde lagen nog voor te stellen. Maar heeft een student zijn studie afgerond, dan is hij daarmee vaak ook het recht kwijt om zijn "showcase" te onderhouden. Sommige hogescholen helpen de inmiddels ex-student nog door een DVD-tje met zijn complete portfolio te bakken, maar meestal is de student na zijn opleiding teruggeworpen op zichzelf. Hij kan opnieuw aan de slag om zichzelf op internet te profileren. Voor afgestudeerden het moment waarop ze zich soms voor het eerst oriënteren op de mogelijkheden van social media als LinkedIn, Facebook en Twitter.

Wat mij betreft gaat het roer radicaal om en behoort anno 2010 Professionele presentie op het internet tot de basiscompetenties van iedere HBO student. Dat betekent dat ze vanaf dag 1 van de propedeuse een profiel aanmaken op LinkedIn en daar vanaf datzelfde moment aan de wijde wereld laten zien hoe ze zich ontwikkelen als professional. En wel door middel van verwijzingen naar de bewijsstukken die die ontwikkeling aantonen en de reacties vanuit hun netwerk er op.

Het gevolg is dat studenten nog bewuster zullen nadenken alvorens ze hun producten voor het forum van vakgenoten en relaties presenteren. Bovendien leren deze studenten om in real-life hun netwerk aan te boren voor relevante kennis en commentaar. Wat zou het mooi zijn als studenten via internet mentoren vinden die ze op die manier coachen bij hun ontwikkeling. Door bijvoorbeeld LinkedIn als basis voor een digitaal portfolio te gebruiken leren studenten meteen om resultaten te boeken voor het echte leven, in plaats van enkel voor een tentamencijfer.

Welke HBO docent/student/beleidsmaker zou dat nou niet willen? Welke opleiding werkt al op deze manier? Welke opleiding heeft Professionele presentie op het internet al tot basiscompetentie verheven en hoe wordt dit beoordeeld? Ik ben benieuwd!

Hans Havinga
http://nl.linkedin.com/in/hhavinga

dinsdag 24 mei 2011

Kwaliteit, kwaliteit en kwaliteit

Ja, daar komen alle "deskundigen" weer aan het woord, hoogtij dagen voor BON. Terug naar lang geleden toen alles nog goed was. Wat ik zie, ook bij mijn eigen instelling, is dat er veel tegelijk loopt. Dat collega's graag de tijd krijgen voor goede implementaties. En die krijgen ze ook, kijk maar naar onderstaande opzet. Vooral de leergang didactiek in een digitale leeromgeving die we nu ontwikkelen heeft brede belangstelling.

Het mooie is dat die gewoon door docenten wordt ontwikkeld, die al langer ervaring hebben en een aanvulling is op de website en het boekwerk Digitale Didactiek van SURF. Nu even geen rare sprongen maken en de focus op diepe implementatie en kwaliteit blijven voortzetten, lijkt me. Ik schreef namens de collega's van de academies voor de planvorming 2012:

Er komen vele innovaties op de academies af. BISON (Bedrijfs Infromatie Systeem Onderwijs), CODA (Inkoopsysteem), Sagitta (urenregistratiesysteem), Blackboard (Electronische Leeromgeving), Saxion portal, Windows 7, Office 2010, to cloud or not te cloud. Voor de gebruiker maakt het niet uit in welk domein van de IT Governance dat belegd is, alles komt samen in zijn (werk)omgeving.

Uit de enquêtes van het programma ICT&O van 2010 werd al duidelijk dat er nu keuzes gemaakt worden voor goede implementaties, verankering en vooral een focus op kwaliteit van onderwijs met gebruik van ICT. De speerpunten liggen daarbij op de DLO (Blackboard), (grootschalig) digitaal toetsen en inzet van het gebruik van video in het onderwijs. Deze speerpunten gelden voor de komende jaren, de implementatie verloopt via de weg van de evolutie en niet via de weg van de revolutie. Dit betekent dat we via een heldere weg deze evolutie gestaag vorm geven, de accenten binnen de speerpunten verschillen per academie, afhankelijk van de fase waarin zij verkeren of het accent dat zij in hun eigen beleid leggen.

Deze strategie houdt ook in dat er voor de implementaties resources beschikbaar gesteld moeten worden die niet altijd in de projectstructuur past, het zijn (tijdelijke) toevoegingen van gelden aan de staande organisatie voor de duur van de implementatie.

In deze periode van “rust, regelmaat en reinheid” zal er ook aandacht moeten zijn voor op hande zijnde innovaties. Uitwisseling in hogeschool en landelijke netwerken is van belang alsmede onderzoek naar mogelijke inzet van ICT vormen die de kwaliteit van het onderwijs kunnen verbeteren. Een van die trends is het gebruik van Social Media in het onderwijs.

Wat bij ICT&Onderwijs al is uitgekristalliseerd moet voor ICT&Onderzoek nog vorm gegeven worden. Het identificeren van de vraag met name op het gebied van het gebruik van ICT die de kenniscirculatie tussen toegepast onderzoek en onderwijs faciliteert. De vraag articulatie is in onlangs in beeld gebracht en bevindt zich in de afrondende fase. Hierna kan het beoogde project E-science na de zomervakantie gestart worden en dit zal in 2012 doorlopen en uitgebouwd worden.

We denken in 2012 aan resources voor:
1. Dissiminatie en implementatie Didactiek in een Digitale Leeromgeving
De leergang zal eind 2011 gereed zijn. Er zullen resources nodig zijn om de leergang te promoten en uit te voeren. Het volgen van de verschillende modules valt onder de normale bekostigingssystematiek van de deskundigheidsbevordering. Deelname kan gestimuleerd worden door de leergang voor Saxion docenten de komende twee jaar voor niets aan te bieden. De kosten voor uitvoering de komende twee jaar zouden uit innovatiegelden gedekt moeten worden, daarna zal de leergang kostendekkend uitgevoerd worden.

2. Fase 2 Blackboard: Blended Learning incl video
Academies willen het gebruik van Blackboard verder intensiveren, enerzijds door het plaatsen van digital onderwijs materiaal en anderzijds door meer didactische benutting van de omgeving. Een van de types onderwijsmateriaal is het gebruik van video met bijbehorende audio. De producten uit het project Webstroom zullen diepgaander geïmplementeerd en verrijkt worden.

3. Innovatie Impuls projecten
Deze projecten zijn bedoeld om de innovatie vanaf de werkvloer op het gebied van beroepsspecifieke ICT-omgvingen te stimuleren. Onder deze noemer willen we ook de “Show&Share” bijeenkomsten regelen.

4. Grootschalig digitaal toetsen
Academies willen de kwaliteit van toetsing verhogen. Naast formatieve toetsing in de leeromgeving in allerlei verschijningsvormen heeft summatieve toetsing via toetsafname omgevingen een hoge prioriteit. Het opzetten van “valide toets item banken” is daarbij aan de orde. Hiervoor is een goed georganiseerde toetsomgeving voorwaardelijk.

5. Onderzoek gebruik Social Software in het hoger onderwijs irt "anyplace, anywhere, anytime & any device"
Een onderzoeksproject naar de mogelijkheden van toepassingen van social software in de DLO of als informele leeromgeving. De ontwikkelingen afzetten tegen de kwaliteitsverbetering van het onderwijs door al dan niet het inzetten van deze media.

6. E-science
Werktitel voor nog nader te definiëren projecten op het gebied van ICT&Onderzoek, met name om de kenniscirculatie tussen toegepast onderzoek en onderwijs te faciliteren.

PM: Opzetten jaarlijks onderzoek onder studenten en docenten ICT&O gebruik. De behoefte aan onderliggende data leeft al enige tijd. Aangezien dit niet alleen bij onze hogeschool speelt is er contact gezocht met SURF die het idee van harte omarmt.

donderdag 19 mei 2011

Wat is wijsheid?

Debbie Braakman

Laatst kreeg ik van een collega de link naar een video opname van Salman Khan, de oprichter van de Khan-academie. Khan hield een voordracht bij TED. Zijn beeld van onderwijs van de toekomst is dat je thuis kennis opdoet en in de les je huiswerk maakt. Daarbij, doordat je online leert, is er ook online tutoring mogelijk door medestudenten in zelfs een global omgeving. Leren van elkaar, elkaar helpen bij het leren, niet gehinderd door landsgrenzen en cultuurverschillen. In feite doen studenten dat al wanneer ze medestudenten via de chat vragen stellen als ze vastlopen bij het maken van een opdracht.

We hebben het over vernieuwing in het onderwijs. Deze gezichtspunten zijn heel interessant en zouden een transformatie van onderwijs kunnen betekenen. Echter, zoals voor alles, geldt dat teveel van hetzelfde niet werkt.

Nemen we het eerste punt:
Vroeger had je vooral hoorcolleges waar de docent in zijn lesuren al zijn kennis spuide en de student dat braaf aanhoorde. Pas in een werkcollege kon je vragen stellen en aan opdrachten werken. Dat is in de loop van de tijd wel beter geworden, maar deze verdeling is nog veel gebruikt.

Zou je nu de kennisoverdracht op een andere manier mogelijk maken, door gebruik van video, dan heb je inderdaad dat wat Salman Khan voor ogen staat: thuis kennis opdoen en huiswerk in de les. Het hoorcollege verdwijnt en er komen intensieve werkcolleges voor in de plaats.

Dat werkt echt: Een collega, die in plaats van hoorcolleges met weblectures werkt voor zijn kennisoverdracht, heeft al gemerkt dat daardoor de werkcolleges in de ogen van de student heel belangrijk zijn geworden. Ideaal, de student beseft het zelf en neemt actie. Dus geen teruggang van collegebezoek, maar wel een andere vorm van collegebezoek kun je dan zeggen.

Maar ga er maar aan staan als student. Anderhalf uur luisteren en kijken naar een weblecture. Hoe je het ook wendt of keert, de student moet toch de tijd investeren. Daarin kan de student tegemoet worden gekomen door de stof in hapklare brokken op te delen. De student kan dan in eigen tempo door de stof. En herhalen tot het beklijft, zonder dat je als sufferdje van de klas te boek komt te staan. Daar valt best veel voor te zeggen.

Maar alleen weblectures gaat echt vervelen. Net zoals alleen maar hoorcolleges of alleen maar boeken. Het gaat om de mix van didactische werkvormen waar de student mee uitgedaagd maar ook geïnspireerd wordt. Tegelijk wil de student ook niet alleen maar nieuwe dingen, help! Het vertrouwde loslaten is voor de docent soms moeilijk maar vlak de student niet uit. In een wereld met zoveel prikkels is de vertrouwde manier van onderwijs wel een rustpunt. Je weet waar je aan toe bent en wat er van je verwacht wordt. En ja, je bent als student vooral aan het consumeren.

Zoals in de eerdere blogpost over Wat willen studenten met ICT in het onderwijs (18 april) aangegeven wordt, zijn studenten terughoudend als het gaat om innovaties in het onderwijs. Als we daar vroeger naar hadden geluisterd waren we nu niet waar we zijn. De vernieuwing van toen is in de wereld van nu heel gewoon.

Dus we moeten doorgaan met innoveren en dat goed monitoren en evalueren.

Het beeld van Salman Khan dat kennis thuis wordt opgedaan en huiswerk in de les zou best over enige jaren heel gewoon kunnen zijn. Net zo dat er van elkaar geleerd wordt over grenzen heen. Maar voor dat we daar zijn …. kweken we inderdaad echt zelfverantwoordelijke studenten? Of haken studenten af en daalt de instroom? Want in dat geval heeft de instelling een probleem.

Wat is dan wijsheid?

dinsdag 17 mei 2011

Durf jij uit te dagen?

Het multi blog startte in maart en inmiddels lezen zo'n 300 vakgenoten per dag het Blog. Dat is al een mooie start, het loopt gestaag op. Tot en met november heb ik wekelijks  2 columnisten bereid gevonden en ingepland om hun boeiende, prikkelende, uitdagende stukjes aan dit blog en zijn lezers toe te vertrouwen. Denk je nu: dat is ook wat voor mij om eens een blogbericht te plaatsen? Aarzel niet en mail me, je hoeft niet gelijk volgende week je hebt tijd genoeg (tenzij je natuurlijk direct wat kwijt moet, dat kan altijd, want actualiteit staat ook hoog in het vaandel).
hatlogtenberg@gmail.com

maandag 16 mei 2011

Vervreemding

Peter J. Dekker

Laatst werd ik beentje gelicht door het nieuwe digitale OV-systeem. Dat ging zo. Ik zat in de tram die mij naar een metro station zou brengen. Vroeger ging die tram door het metrostation en kon je overstappen. Maar de trambaan bleek verlegd en de tram reed er nu vlak langs. Ik ‘logde’ bewust niet uit toen ik uit de tram stapte want ik dacht nog zo te kunnen overstappen op de metro. Bij het metrostation aangekomen, bleek ik alleen maar – opnieuw(!) - te kunnen inchecken. Dat hoeft geen probleem te zijn dacht ik nog, want opnieuw inchecken betekent toch dat die vorige reis wordt afgesloten: ik kan immers geen twee reizen tegelijkertijd maken.. ..menselijk gedacht dan. Maar het bleef knagen, en terecht naar later bleek. De metro bracht mij naar mijn treinstation, waar ik vervolgens heel cliché net mijn trein miste, maar waardoor ik wel tijd had om een uitdraai te maken van mijn plaatselijke reisgedrag. En, drommels, ja hoor.. die (korte!) tramrit stond nog open.. EN meteen voor vier euro afgeboekt. En het ergste was: ik kon die reis nergens meer beëindigen, uitloggen, afsluiten, uitchecken of welk jargon hier ook maar op van toepassing is. Er was geen noodknop, geen telefoonnummer, en vooral.. er was geen loket met mens om je beklag te doen. Alleen maar die monitor. Hoezo service, flexibiliteit, efficiëntie dacht ik. En toen gebeurde het. .. ik verklaarde het ‘systeem’ tot mijn vijand: die euro’s moesten, linksom of rechtsom, terug komen. Mij is onrecht aangedaan: dit vraagt om, desnoods, een eigen vorm van gerechtigheid. Dit systeem heeft geen gezicht, geen menselijke waarden. Eens… eens, zal zich een gelegenheid voordoen dat ik zelf kan beslissen of ik in de geest van het redelijke en het systeem netjes mijn financiële bijdrage lever, of dat ik, met dit voorval in mijn achterhoofd, ervoor zou kiezen om die euro’s terug te verdienen. Vervreemding en wantrouwen dus van de mij ten dienste staande technologie.

En dat schuurde van binnen in dit onderwijsmens. Want er zijn heel veel goede redenen om technologie in het onderwijs te gebruiken. De laatste tijd hoor je meer over zaken als ‘service voor de student’(weblectures), en efficiëntie (digitale leer- en werkomgeving). Service en efficiëntie zijn goed, heel goed, begrijp me goed.

Dit alles schoot door me heen toen ik van de week een teamleider op mijn hogeschool sprak die me vertelde dat haar opleiding wel een beetje ouderwets was. Het is daarbij ook een opleiding die hoog scoort op studententevredenheid, want, zo zegt de teamleider: veel contact tussen studenten en docenten.

In workshops en trainingen komt het vaak aan de orde: wat is nu het primaire proces, wat is de essentie, de meerwaarde van – goed - onderwijs? Dan kom je, ik althans, uit op de persoonlijke begeleiding van de student.

woensdag 11 mei 2011

Zelfstandig kiezen of geleid worden ?

Frank Benneker,
Universiteit van Amsterdam

Middelen en mogelijkheden voor een brede ICT-dienstverlening staan onder druk en veel organisaties bezuinigen op deze dienstverlening om het onderwijs zelf te ontzien. Een begrijpelijke keus.

In het onderwijs (met name het Hoger Onderwijs) zijn vooral de closed source oplossingen spekkoper. De ICT afdelingen in onderwijsinstellingen staan dan ook onder bestuurlijke druk om goedkoper te worden. Verleidelijke alternatieven uit de cloud om in het onderwijs delen van de standaard diensten in te vullen kom ik de laatste twee jaar vaker en vaker tegen bij de UvA maar ook bij de collega’s. Maar is een vlucht naar de cloud het enige antwoord dat we kunnen bedenken ?

In mijn bijdrage voor deze blog grijp ik terug op een discussiebijdrage die ik vorige jaar geplaatst hebt op de site van NOIV, een overheidsinstantie voor de promotie van open standaarden en open source in de publieke sector. Helaas een instituut dat na dit jaar niet bestaat. De reden is dat ik denk dat deze discussie ook door onderwijs en ICT & O professionals gevoerd moet worden.

Bedrijven als Microsoft (MS) en Google maken dankbaar gebruik van het huidige tijdsgewricht. Zij zijn in staat om delen van hun ICT-portefeuille zeer goedkoop en ver onder de werkelijke waarde aan te bieden, namelijk gratis. Voor onderwijsinstellingen zijn er geen kosten om bijvoorbeeld ‘Google apps for education’ of ‘Live@edu’ (MS) te gebruiken. Alleen de zon gaat (vooralsnog) voor niets op. Dergelijke diensten hebben een reële kostprijs, maar deze multinationals zien het onderwijs als een strategische keuze. Concurrenten (open source en closed source), die vanuit hun business wel een werkelijke prijs in rekening brengen, hebben het nakijken. Hun middelen en marktpositie zijn ontoereikend om zich een dergelijk geste te veroorloven.

De verleiding is te groot om niet mee te doen, maar is verslaving niet het gevolg van toegeven. Ik noem soms gekscherend het aanbod van Google en Microsoft ‘het heroïnemodel’. Eenmaal meedoen en een pijnlijk afkickproject en ‘cold turkey’ is de enige weg om onder het juk uit te komen. Altruïsme en maatschappelijke betrokkenheid zijn vanuit marketing mooie slogans, maar in mijn bescheiden opinie iets te dun voor het rechtvaardigen van de investeringen die Microsoft en Google doen. Langdurige productverslaving, juist vanaf het moment dat er betaald moet worden, en een diepgaand inzicht in het gedrag van jongeren en jong volwassen (de primaire doelgroep) op basis van data-mining in gebruiksstatistieken geven een niet geheel zuiver verkregen voordeel op andere spelers in de markt.

Deze ‘gratis’ lokkertjes geven ook de eindgebruikers niet een eerlijke kans om een weloverwogen keuze te maken tussen open en closed en tussen functionele wensen en werkelijke kosten. Ik hoop niet dat in 2015 het onderwijs zich realiseert dat 2010 het jaar was waarin de eerste stap werd gezet in Microsoft en/of Google als de (virtuele) CIO van een onderwijsinstelling.

Een andere positievere benadering is een keuze voor het investeren in een ICT onderwijsinfrastructuur die opgebouwd is uit open source componenten. De eerste winst ligt voor de hand, voor open source oplossingen hoeven geen licentiekosten te worden betaald. De UvA heeft bewust gekozen om meer en meer te investeren in open oplossingen. Wij doen dit niet “splendid islolation” maar in een netwerk van meer dan 100 gerenommeerde universiteiten in alle werelddelen.

Sakai, Uportal & Mediamosa zijn naast software gemeenschappen van mensen met ideeën, wensen en idealen. Een dergelijke open source community is een Do-ocracy. Een do-ocracy stimuleert je om actief deel te nemen en bijdragen te leveren aan de community. Een stukje broncode, bètatester, het oplossen van problemen of het beantwoorden van supportvragen. Het kan ook een bijdrage zijn aan de documentatie of gebruikershandleidingen. In een do-ocracy wordt je gewaardeerd om de actieve rol die je inneemt en liggen de verantwoordelijkheden bij diegene die de handen uit de mouwen steken en waar nodig net dat beetje extra doen om een ‘release’ online te krijgen.

Waardering motiveert en in do-ocracy ontmoet je mensen die slimmer zijn, meer weten en soms over meer vaardigheden beschikken. Een uitgelezen kans om je eigen kennis te vernieuwen en vaardiger te worden.

In tegenstelling tot de keuze voor een cloud oplossing waar bijna alle controle op (toekomstige) functionaliteit van de software wordt overgedragen biedt een open source benadering een uitgelezen kans om een ICT aanbod te creëren dat een afspiegeling is van de wensen van het onderwijs en niet een halfslachtig compromis omdat het nu eenmaal gratis is. Mijn ervaring is dat het niet alleen goedkoper en beter kan dan bv Blackboard maar het is ook veel leuker en leerzamer.

De opdracht voor u, lezer, is om een spiegel te zoeken, het spiegelbeeld goed in de ogen te kijken en te bedenken of u geleid wilt worden of een actieve & zelfstandige rol wilt spelen in uw eigen onderwijstoekomst.

maandag 9 mei 2011

Wordt die docent weleens iets gevraagd?

Jan Bartling

Afgelopen december was ik op de Online Educa in Berlijn, een prachtige bijeenkomst van "believers". Ik was verrast door het hoge gehalte van het geloof in de noodzakelijke rol van ICT in het onderwijs. Sprekers namen het gebruik van ICT zodanig serieus dat gepleit werd voor een “herontwerp” van het onderwijs. “Weg met die onnozele docenten, laten we gewoon opnieuw beginnen met het ontwerpen van scholen en onderwijs!” In workshops werd het dunnetjes overgedaan, een presentatie over het gebruik van sms, werd overschreeuwd door een mini-mini-pilot met iPhones. Met sms (dat overigens heel handig werd gebruikt in de praktijk) wenste het publiek niets te maken te hebben, “wat ouderwets joh, er is inmiddels toch wel wat beters, iedereen heeft toch een iPhone”.

Op het moment dat ik in die grote zaal in Berlijn mij zat te ergeren aan deze arrogantie van de innovators, waren in Nederland de 56.000 medewerkers van MBO instellingen hard aan het werk om goed onderwijs te geven. Deugen die docenten niet? Hebben die docenten het na al die jaren nog steeds niet begrepen?

Naar mijn idee is de motivatie van elke docent in het beroepsonderwijs gebaseerd op twee elementen, liefde voor zijn vakgebied en het ontwikkelen het talent van de student. Je mag er dus vanuit gaan dat die initiële motivatie er is, als is die bij sommigen in de loop der jaren wat onder het stof komen te zitten. Bij het ontwikkelen van het talent van die jongeren loopt een docent tegen problemen aan, vooral in de overdracht van kennis en vaardigheden op z’n eigen vakgebied. Vaak zijn het problemen die elk jaar weer op vergelijkbare manier langskomen. Het is bijvoorbeeld lastig om als aankomend verpleegkundige een infuus aan te leggen, of misschien is moeilijk om de werking van een brandstofpomp te illustreren. Of misschien, heel basaal, hebben studenten elk jaar weer moeite met procenten en breuken of juist met het lezen van een Engelse handleidingen. Elke (vak)docent kan zo een serie knelpunten opsommen.

Maar is dat aan die docent wel eens zo expliciet gevraagd? Ik denk het niet. In de praktijk zie ik nog heel veel ICT die ingezet wordt omdat het moet, het goed is voor de student, zoveel mogelijkheden biedt enz. Onvoldoende worden we zelf geleid door de behoefte om oplossingen te bieden voor concrete problemen van alledaagse docenten. Soms is het nuttig om daar ICT bij in te zetten, soms ook niet.

Zo kwam ik in bij een school een paar mooie digiborden tegen, ongebruikt door de docenten. Het management had bedacht dat de aanschaf de docenten stimuleert in het gebruik van ICT. Maar zo werkt het natuurlijk niet. Op een andere school hadden docenten elk jaar weer een probleem met het illustreren van bepaalde medische handelingen. Zij pakten een videocamera en maakten video-opnames van die medische handelingen. Simpele opnamen die goed toepasbaar zijn in het curriculum. Daarmee werd een probleem van het docententeam opgelost. Wat is beter, de ongebruikte digiborden of de ouderwetse video.

Een beter onderwijsproduct, daar gaat het om en dat is de basis van innovatie!

woensdag 4 mei 2011

Generatie Einstein: slim, sterk en sociaal, of…

Peter Blijleven

Vandaag las ik op marketingfacts.nl een oud artikel (2006) van Marco Derksen. In het artikel met de titel “Generatie Einstein: slim, sterk en sociaal” staat een illustratie die de drie meest bekende generaties (‘babyboomers’, ‘Generatie X’ en ‘Generatie Einstein’) met elkaar vergelijkt als het gaat om computer gebruik.

Op zich is er niets mis met het vergelijken van generaties. Echter, zorgvuldigheid is geboden bij het verbinden van de eigenschappen van specifieke generaties aan bijvoorbeeld leren en de rol die ICT en media daarbij kunnen spelen. Zeker omdat de praktijk ons leert dat de typeringen van generaties soms gepaard gaat met stigmatisering. Denk maar aan de ‘patat generatie’ of de ‘generatie nix’ als (vrij denigrerende) varianten van de benaming voor de ‘generatie X’.



Logischerwijs is de ‘Generatie Einstein’ (geboren na 1985) van jongs af aan opgegroeid met de computer. Echter, ook deze generatie heeft zijn eigen uitdagingen als het gaat om het gebruik van ICT en media. Ook zij hebben specifieke ondersteuning nodig. Waar de babyboomers extra hulp nodig hadden bij het zoeken van informatie, heeft de generatie Einstein juist hulp nodig bij het vinden van informatie. Inderdaad, informatie is anno 2011 veel eenvoudiger te verkrijgen dan vroeger. Technologie speelt daarbij een belangrijke rol. Maar door de enorme hoeveelheid aan informatie is het meerdere situaties juist lastig de juiste en/of kwalitatief goede informatie te vinden. Vanuit onderwijskundig perspectief is het dan ook interessant te bekijken hoe studenten kunnen worden begeleid bij het vinden van informatie ten behoeve van het leerproces. Interessant in dezen is bijvoorbeeld het proefschrift van Amber Walraven (“Becoming a critical websearcher: Effects of instruction to foster transfer”). Ook het WebQuest-concept is gericht op het systematisch begeleiden van de lerende bij het zoeken, vinden en interpreteren van informatie voor leren (zie voor meer informatie: www.webquests.nl).

Samengevat, heeft iedere generatie zijn eigen uitdagingen ten aanzien van onderwijs en leren en de rol die technologie daarbij kan spelen. Vraag me dan ook af in hoeverre de term “shift happens” (http://youtu.be/0bNRIbR4ysI) wel echt iets van deze generatie is. De strekking is interessant. Echter, uniek in de geschiedenis is het niet. De technologische veranderingen zijn in essentie toch niet anders dan de impact van bijvoorbeeld de industriële revolutie (NL 2e helft 19e eeuw). Ook tijdens de industriële revolutie konden onderwijsmakers niet (precies) bedenken hoe de maatschappij er in de toekomst uit zou zijn. En ook toen moest het onderwijs studenten op die toekomst voorbereiden.

En juist het omgaan met die onzekerheid, de onbekendheid van de toekomst maakt het werken in het onderwijs zo interessant. En dat is iets dat voor iedere generatie geldt…

maandag 2 mei 2011

Gebruik van ICT in je onderwijs!?

Willem van Ravenstein - docent wiskunde
Ik probeer al 15 jaar ‘handen en voeten’ te geven aan de integratie van ICT in mijn onderwijs. In deze ‘blogpost’ wil ik proberen antwoorden te geven op vragen als:
· Hoe moeilijk kan dat zijn?
· Wat kan je doen?
· Werkt dat dan?
· Wat levert mij dat op?
· Wat nu?

 

Hoe moeilijk kan dat zijn?

Ik ben ooit (in de vorige eeuw) begonnen met een persoonlijke website waar ik allerlei ‘zaken’ publiceerde die ik in mijn les gebruikte. Samenvattingen, werkbladen, lesmateriaal, software, enz. Verrassend genoeg bleek dat andere docenten en leerlingen daar zelfs gebruik van gingen maken. Op http://www.wiswijzer.nl kan je daar nog de ‘stoffelijke resten’ van terug vinden.

Die activiteiten bleven niet onopgemerkt en hebben uiteindelijk bijgedragen aan allerlei andere bezigheden zoals auteur en webmaster bij Netwerk (wiskundemethode), community-manager Kennisnet, eindredacteur van Stepnet, ELO-beheerder N@tschool en uiteindelijk zelfs kerndocent bij de lerarenopleiding wiskunde van Hogeschool Rotterdam.

Wat kan je doen?
In dezelfde tijd van het ontwikkelen van mijn eigen website ben ik voor de school waar ik werkte een schoolwebsite begonnen. U kent dat wel, informatievoorziening, vakken, docenten, schoolgids en de rest van de mikmak. Eén van de leukste onderdelen was de ’Muur’: een plek waar leerlingen berichtjes konden achterlaten. Heftig gemodereerd door ondergetekende en alles min of meer met de hand onderhouden. Het bleek toen dat het voor een school heel waardevol is om leerlingen ‘digitaal’ aan je te binden.

Nu 15 jaar later doe ik (maar dan iets handiger) met http://www.wiskundeleraar.nl feitelijk hetzelfde voor de studenten (en de collega’s in engere zin) van de lerarenopleiding wiskunde. Het is gewoon de eerste plek waar ze gaan kijken, we kunnen er onze informatie en lesmateriaal kwijt en nog veel meer. Feitelijk is het een webapplicatie dat op allerlei manieren de interactie tussen lesmateriaal, studenten en docenten faciliteert.

Werkt dat dan?
Naar aanleiding van het overleg van wiskundewebmasters (Wisweb) ben ik 10 jaar geleden begonnen met een vraagbaak voor wiskunde. Daar was behoefte aan omdat als je een wiskundewebsite hebt dan krijg je voortdurend vragen over wiskunde in je postbus. Het leek ons nogal handig om dat op één centrale plaats te doen. Dat is uiteindelijk http://www.wisfaq.nl geworden. In het begin was er nog wel een soort financiering voor het modereren, maar toen het projectgeld op was zijn we gewoon maar doorgegaan op eigen kracht. Inmiddels staan er in WisFaq ongeveer 30.000 vragen en antwoorden. WisFaq werkt!

WisFaq is eigenlijk een typisch Web2.0-ding. Mensen met een gemeenschappelijke missie werken samen om al die vragen te beantwoorden en we doen dat allemaal zo maar voor niets. Maar ’t is gewoon te leuk om er mee te stoppen. Dat is nog ’s wat anders dan al die ICT-projecten die weliswaar veel geld kosten, maar zelden iets opleveren en meestal geen lang leven beschoren zijn.

Wat levert mij dat op?
Dat is een lastige. In principe kan je zeggen dat in direct financiële zin dit soort grappen in ’t algemeen niets opleveren, sterker nog: het kost feitelijk alleen maar geld. Bovendien moet je steeds maar weer heel veel tijd besteden en moeite doen om de zaak aan de gang te houden, te verbeteren en nieuwe functionaliteiten te bedenken. Dat is ook werk…

Maar die investeringen zijn relatief gering als je bedenkt wat dat allemaal oplevert aan kennis, inspiratie en werkplezier. Zoveel leuke wiskunde, zoveel leuke mensen die begrijpen wat je doet, mensen die je zonder eigen belang verder helpen, zoveel leuke vragen, zoveel leuke studenten …

Wat nu?
Ik heb altijd gedacht dat als ik nu het goede voorbeeld geef van integratie van ICT in mijn onderwijs dat dan zelfs de grootste twijfelaars toch op zijn minst hun mening zouden kunnen nuanceren. Niet dat ik vind dat iedereen dat op mijn manier zou moeten doen, maar roepen dat 'de rol van ICT erg wordt overschat', 'dat ICT niet echt van belang is', e.d. zouden me dan toch wel (op z'n minst) bespaard mogen blijven.

Terwijl je met de inzet van ICT dingen 'handiger en soepeler' kan regelen. Dat je, zeg maar, de kwaliteit verhoogt en de werkdruk vermindert. Dat je je bij de werkcolleges bezig kan houden met de hoofdzaken. Dat je met de inzet van ICT andere en betere manieren van leren mogelijk kan maken is ook nog interessant. Dat je zelfs betere en sterkere relaties kan leggen met studenten is ook fraai. En zo ken ik er nog wel een paar...:-)

Ik kan u verzekeren dat de mogelijkheden, verworvenheden en voordelen van de inzet van ICT in mijn onderwijs zo volstrekt evident zijn dat ik niet begrijp dat er nog mensen zijn die het belang en mogelijkheden van de inzet van ICT in het onderwijs durven te betwijfelen.

Maar misschien hebben mensen ook wel een soort behoefte om te klagen over 'werkdruk', 'emailoverload' en 'gebrek aan contact'. Ik vind dat als je de 'dingen' die je moet doen niet goed regelt, dat je dan eigenlijk ook niet moet zeuren dat het slecht geregeld is. Je bent een professional of niet...

Maar ergens klopt er iets niet… :-)
Zie ook http://wiswijzer.blogspot.com