Het afgelopen jaar had ik het genoegen om een Post HBO Leergang ‘Meer rendement van Basisschool-ICT’ te mogen ontwikkelen voor de Saxion Hogeschool. De leergang moest zich richten op medewerkers in het primair onderwijs die reeds in een ICT-functie werkzaam zijn en zich willen ontwikkelen tot een basisschool ICT-Professional op Post-HBO niveau. De leergang moest niet over ICT gaan, maar zich bewegen tussen ‘Beleid Ontwikkelen en Innoveren’. Zowaar een doorbraak en kantelpunt in het denken over wat zogenaamde ICT-coördinatoren aan bagage moeten hebben om meer rendement te halen uit al die ICT-middelen, die op de basisscholen aanwezig zijn. Het heeft een boeiende ontdekkingstocht opgeleverd, voor zowel cursusleiders als voor cursisten. De presentaties van de cursisten over de resultaten, neergelegd in een ICT-Beleidsplan, en hun ontwikkeling waren verrassend. Systeemdenken in een lerende school als leidraad, als we werken aan het leren van de toekomst, dat hebben we als rode draad door de leergang geweven. En dat heeft wat opgeleverd, zo was te merken in de presentaties.
Leidende gedachte
Als leidende gedachte hebben we er voor gekozen dat bij innovaties in het onderwijs curriculumontwikkeling, aanpassing van de infrastructuur en organisatiestructuur hand in hand gaan. Daarbij zien we verandering, volgens Fullan (1991)[1], als een complex sociaal proces, waarin individuen op verschillende niveaus - leerkrachten, leerlingen, management, inspecteurs, lokale en landelijke beleidsmakers - een belangrijke rol spelen.
Systeemdenken, opgevat als een manier van kijken naar de werkelijkheid, het vermogen om relaties te zien en te begrijpen in dynamische systemen, vormt de basis. Door deze manier van kijken leren we het totaalbeeld te zien, niet slechts details. Deze zogenaamde vijfde discipline, volgens Senge (1992)[2], van een lerende organisatie - naast bouwen aan een gezamenlijke visie, ontwikkelen van persoonlijk meesterschap, oog voor mentale modellen en teamleren - vormt de hefboom voor het ontwikkelen in de richting van een lerende school.
Leren om het leren van de toekomst zo in te richten dat we voor leerkrachten en leerlingen op de basisschool een uitdagende leeromgeving inrichten, waarvan een digitale omgeving een niet onbelangrijk onderdeel uitmaakt. Daarvoor moet natuurlijk een adequate ICT infrastructuur aanwezig zijn. Dat zal wel gaan in de richting van het beschikbaar komen van mobiel internet, want volgens Hop & Delver (2009)[3] gebruikt 39 % van de wereldbevolking in 2014 mobiel internet. En alle informatie zit op termijn toch in ‘the cloud’. We moeten het gewoon niet over of van ICT hebben voor het leren van de toekomst, ondanks het feit dat Kennisnet ICT-schaarste in het onderwijs[4] signaleert? Het niet over ICT hebben en het gewoon zien als één van de middelen om onderwijs van de toekomst vorm te geven, dat is een goede gedachte!
Verspieders
Om het onderwijs van vandaag vorm te geven, moeten we als verspieders de toekomst verkennen. Zicht krijgen op welke kant het uitgaat en dat meenemen in het ontwikkelen van beleid, dat is een belangrijke competentie voor de ICT-Professional in de basisschool. Daar hoort bij ‘in de toekomst kijken’, trendanalyse, die toekomstige ontwikkelingen vertalen naar de eigen schoolpraktijk en natuurlijk het belang afwegen voor de eigen schoolontwikkeling.
Bijvoorbeeld in zijn advies ‘Onderwijs en open leermiddelen’ (2008)[5] pleit de Onderwijsraad om de koers vooral te richten op open leermiddelen: digitale leermiddelen die voor een groot deel vrij toegankelijk zijn, en die leerkrachten naar behoeften kunnen arrangeren, aanvullen of veranderen.
De raad vindt het van groot belang dat het momentum voor de digitalisering van het bekostigde onderwijs niet verloren gaat. Hij constateert dat de overheid meer regie moet nemen om de komende vijf jaar, vanaf 2008 dus, een krachtige impuls te geven en dat leerkrachten bij het optimaliseren van het onderwijs de digitale mogelijkheden van met name de open leermiddelen veel meer moeten benutten. Er zijn initiatieven in de richting van het ontwerpen van digitaal lesmateriaal door leraren, die op termijn ook nog gratis beschikbaar zullen komen (Obbink, 2008)[6]. Maar dat zal niet vanzelf gaan en heeft begeleiding nodig van ontwikkelaars en onderzoekers.
Volgens ‘Nederland 2027, het toekomst beeld van het innovatieplatform’ (2005)[7] houdt het leren nooit op en vindt straks leren overal plaats: thuis, op het werk en natuurlijk op school. De vorm zal meer interactief en multimediaal worden en het werken in kleine groepen komt centraal te staan.
De goede ‘vruchten’ uit de toekomst meenemen voor het onderwijs van vandaag, dat is de uitdaging waar de ICT-Professionals onder andere voor komen te staan. Dat hebben we ruim aandacht gegeven in de leergang. Daarbij is gebruik gemaakt van interactieve werkvormen, zoals het KennisCafé, om er voor te zorgen dat de impliciete kennis van elke deelnemer geëxpliciteerd wordt in het te schetsen toekomstperspectief. Een rijke ervaring voor de cursisten met een werkvorm die zij kunnen toepassen in hun eigen schoolsituatie om de ideeën van elke collega ‘boven water’ te krijgen, omdat we weten dat er nogal wat subjectieve concepten onder de oppervlakte blijven.
KennisCafé
Een KennisCafé is een krachtige werkvorm die het mogelijk maakt om een levendige gezamenlijke dialoog op te zetten rondom vragen die er echt toe doen.
Aan verschillende kleine ’cafétafeltjes’ bespreken groepjes van vier à vijf personen een gemeenschappelijk thema.
De resultaten van dit gesprek worden geborgd door ze vast te leggen in een MindMap op het ‘tafelkleed’. Na 20 à 30 minuten wisselen de groepjes van tafel. Eén persoon, de stamgast, blijft achter en draagt het resultaat over aan de volgende groep.
Richtinggevende vragen waren:
- 1ste ronde: Informatie- en kennisbehoefte van de schoolorganisatie als geheel in beeld brengen, gelet op toekomstige ontwikkelingen!
- 2e ronde: Vertaling naar concrete wensen ten aanzien van informatie- en kennisbehoefte voor de toekomst!
- 3e ronde: Functionele beschrijving van de gewenste informatie- en kennisbehoefte, en omgezet naar werkende informatie- en kennissystemen voor de toekomst!
Het valt op dat het vooral gaat over toegang tot informatie, kennisuitwisseling en communicatie. De winst zit in de ontwikkeling van een andere houding en het bouwen aan een eigen kijk op de ‘wereld’, die basisschool heet in dit geval.
Laurillard (1993, p. 26)[8] spreekt van:
‘Everyday knowledge is located in our experience of the world. … Academic knowledge is located in our experience of our experience of the world’.
Zij spreekt van ‘mediated learning’ after Vygotsky (1962, p. 102) en dat geeft aardig weer waar het bij de Post-HBO Leergang om draait, het ontwikkelen in de richting van een academische houding. Fullan (2005)[9] noemt dat ‘the new theoretician, system thinkers in action’. Dat zijn ‘reflective practitioners whose theories are lived in action every day’. Dat gaat over leiderschap in alle lagen van de schoolorganisatie. De ICT-Professional moet pendelen tussen het operationele en het strategische niveau van de schoolorganisatie, middle-up-down noemen Nonaka & Takeuchi (1999)[10] dat, voor het creëren van kennis over het inzetten van ICT in zijn lerende school. Wat hij daarvoor nodig heeft wordt beschreven door Fullan (2001)[11] in de vijf kerncompetenties voor leiderschap in een lerende school: morele doelen, inzicht in veranderingsprocessen, bouwen aan relaties, ontwikkelen en delen van kennis en oog voor samenhang. Belangrijke eigenschappen om daaraan te werken zijn: energie, enthousiasme en hoop. Beleid formuleren en dat beschrijven in een ICT-Beleidsplan is één, maar om dat daadwerkelijk te realiseren is veel meer nodig. Daarvoor hebben we cursisten gereedschappen aangereikt, om in te zetten in het innovatieproces.
Innovatie
Uit onderzoek[12] blijkt dat het moeilijk is om op de terreinen van kennis en communicatie innovatief te zijn. Voor een daadwerkelijke innovatie zal er, naast technologische innovatie, veel meer aandacht moeten zijn voor proces- en sociale innovatie. Want uit datzelfde onderzoek komt naar voren dat niet zozeer technologie en technologische kennis, maar vooral de organisatie van processen en de menselijke factor van doorslaggevend belang zijn voor het realiseren van innovaties. Uiteindelijk is innovatie mensenwerk, met een menselijke maat en een menselijk gezicht. Het gaat om het motiveren van mensen en het benutten van hun creativiteit, talenten en ondernemingszin. Daarbij is leiderschap nodig dat oog heeft voor het menselijk kapitaal en hecht aan vertrouwen, vrijheid en verantwoordelijkheid als cultuurkenmerken. Om duurzame onderwijsinnovatie en kennisontwikkeling binnen het onderwijsveld te realiseren, hebben we zo’n cultuur nodig. Een cultuur waar willen uitblinken de norm is, waar durf gewaardeerd wordt en op falen geen stigma rust.
Willen excelleren, ontwikkelen van talenten, heeft reflectie nodig. Na een fase van ‘fast learning’, om bijvoorbeeld een nieuw onderwijsparadigma neer te zetten, moet er tijd zijn voor ‘slow learning’ om de nieuwe ontwikkelingen in te bedden, te internaliseren. Hernieuwde aandacht voor vakmanschap en kennis is nodig voor duurzame innovatie. De waardering hiervoor hebben we in de achterliggende jaren alleen maar zien afnemen. We moeten de tijd nemen en iedereen in het innovatieproces de tijd gunnen. Dat hebben de cursisten goed tussen de oren gekregen, zo is gebleken uit hun presentaties. Dat is in de leergang onder andere duidelijk gemaakt aan de hand van de fabels over ‘Onze IJsberg smelt, succesvol veranderen in moeilijke omstandigheden’[13] en ‘Wie heeft mijn kaas gepikt?, omgaan met veranderingen’[14]. Het gebruik van dit soort middelen werkt, zo is gebleken.
De haas en de schildpad
In de fabel over de haas en de schildpad, van Jean de La Fontaine (1621-1695) geïnspireerd door werk van Aesopus, houden de twee dieren een wedloop. De haas denkt makkelijk te zullen winnen en spant zich totaal niet in. Onderweg denkt hij gerust een dutje te kunnen doen, maar als hij wakker wordt, heeft de schildpad de finish al bereikt. Zo verliest de haas toch de wedstrijd. De moraal van het verhaal is dat hardlopers doodlopers zijn en dat langzaam-maar-zeker-werk tot goede resultaten leidt. Fullan (2001) gebruikt deze fabel in het slothoofdstuk van ‘Leading in a culture of change’ en trekt daar lessen uit voor leadership dat nodig is om echt veranderingen tot stand te brengen.
Die lessen gaan in richting van het gedrag van de schildpad: ‘The lessons for developing leaders in a culture of change are more tortoise-like than hare-like because they involve slow learning in context over time. … three powerful lessons about leadership that have implications for developing more of it. Fortunately, they are intricately interrelated: the vital paradoxical need for slow learning, the importance of learning in context, and the need for leaders at all levels of the organization, in order to achieve widespread internal commitment.’(p. 121).
Fullan (2001) beëindigt zijn boek met: ‘Ultimately, your leadership in a culture of change will judged as effective or in effective not by who you are as a leader but by what leadership you produce in others. Tortoises, start your engines!’ (p. 137).
Of dan de informatie- en kennissystemen zich in ‘the cloud’ bevinden of straks misschien wel op Mars, dat doet er niet zoveel toe als de informatie maar bereikbaar is en kennis op elk moment uitgewisseld kan worden. Nog belangrijker is het dat mensen in de schoolorganisatie daadwerkelijk informatie toevoegen en kennis met elkaar uitwisselen. Dat is wat de ICT-Professional tot stand moet brengen. Kennisverwerving én kennisconstructie én kenniscreatie in een (digitale) onderwijsleeromgeving zou wel eens de richting voor het leren van de toekomst kunnen zijn. En dat die omgeving dan bereikbaar is via mobiel internet of zo, overal en op elk moment, dat is prima.
[1] Fullan, M.G. (1991). The new meaning of educational change. New York: Teachers College Press.
[2] Senge, P. (1992). De vijfde discipline: de kunst en praktijk van de lerende organisatie. Schiedam: Scriptum Books.
[3] Hop, Liesbeth & Delver, Bamber (2009). De WIFI-generatie, de jeugd op het mobiele internet. vliegensvlug en Vogelvrij. Amsterdam: De Ronde Tafel.
[4] Stichting Kennisnet (2010). Vier in Balans Monitor 2010. ICT in het onderwijs: de stand van zaken. Zoetermeer: Kennisnet.
[5] Onderwijsraad (2008). Onderwijs en open leermiddelen. Den Haag: Onderwijsraad.
[6] Obbink, Hanne (2008). Leraren springen zelf in het gat dat de educatieve uitgevers laten liggen. Digitaal lesmateriaal wordt vaker gratis. In: Trouw van dinsdag 14 Oktober 2008.
[7] Innovatieplatform (2005). Nederland 2027, het toekomst beeld van het innovatieplatform. Den Haag: Innovatieplatform.
[8] Laurillard, Diana (1993). Rethinking University Teaching, a framework for the effective use of educational technology. London: Routledge.
[9] Fullan, Michael (2005). Leadership & sustainability. System Thinkers in Action. Tousand Oaks, California: Corwin Press.
[10] Nonaka, Ikujiro & Takeuchi, Hirotaka (1999). De kenniscreërende onderneming, hoe Japanse bedrijven innovatieprocessen in gang zetten.Schiedam: Scriptum.
[11] Fullan, Michael (2001). Leading in a culture of change. San Francisco: John Wiley & Sons.
[12] Poucke, A.B.M., van (2004). Towards Radical Innovation in Knowledge Intensive Service Firms. Rotterdam: Promotieonderzoek, Erasmus Universiteit Rotterdam.
[13] Kotter, John & Rathgeber, Holger (2006). Onze IJsberg smelt, succesvol veranderen in moeilijke omstandigheden’. Amsterdam: Uitgeverij Business Contact.
[14] Johson, Spencer & Blanchard, Kenneth (2003). Wie heeft mijn kaas gepikt?, omgaan met veranderingen. Amsterdam: Uitgeverij Business Contact.