Nynke Bos View Nynke Bos's profile
en Kim de Crom View Kim de Crom's profile
Academisch Medisch Centrum bij de Universiteit van Amsterdam
Onderwijs & Studentenzaken, Onderwijstechnologie
Algemeen
Sinds begin 2009 neemt het team Onderwijstechnologie (OT) jaarlijks een “ICT in het Onderwijs” enquête af onder haar studenten. Enerzijds om te inventariseren in hoeverre zij ICT middelen in het bezit hebben (hardware) maar ook om te inventariseren in hoeverre zij bepaalde ICT toepassingen (software) gebruiken in het dagelijks leven. Daarnaast vragen wij de studenten wat zij verwachten van ICT in hun onderwijs. Door middel van deze enquête kunnen wij aansluiten bij het ICT gebruik van de student in het dagelijks leven, en kunnen wij binnen onze werkzaamheden ook goed aangeven waar we ons komend jaar op gaan richten en waarom. Puur omdat de studenten dit ons zelf verteld hebben.
De enquête is in maart 2011 ingevuld door 149 studenten, dit is ongeveer hetzelfde aantal als in voorgaande jaren (2009 n=154; 2010 n=159). Iets meer dan 70 % van de respondenten is vrouw (2009: 58%; 2010: 55%). Het overgrote merendeel, 94% studeert Geneeskunde, waarbij alle jaren (eerste, tweede, derde en coschappen) ongeveer allemaal even sterk vertegenwoordigd zijn.
PC ’s en mobiele telefonie
Het overgrote deel van de studenten bezit een computer met een Windows besturingssysteem, namelijk 79%. 25% van de studenten bezit een Mac computer. 8% van de studenten is zowel Windows als Mac bezitter. (N.B. een aantal studenten bezit meerdere computers met hetzelfde besturingssysteem, deze studenten zijn slechts eenmaal meegeteld in de genoemde percentages in deze alinea).
We zien het afgelopen jaar een stijging in het aantal Mac bezitters. Waar in 2009 en 2010 het aantal Mac bezitters rond de 16% lag, ligt dit percentage nu op 25%. De groep Mac gebruikers is inmiddels zodanig groot dat bij de toekomstige keuzes van software systemen hier rekening mee gehouden moet worden.
80% van de studenten heeft een laptop. Het aantal laptopbezitters is sinds 2009 aanzienlijk toegenomen (63%).
Slechts weinig studenten hebben nog een iPad of een andere tablet PC. Slechts 5% van de studenten heeft er een in zijn bezit.
De meerderheid van de studenten heeft een smartphone (54%). Groeide dit aantal ten opzichte van 2009 naar 2010 nog explosief (van 28% naar 50%), heeft het bezit zich het afgelopen jaar enigszins gestabiliseerd. (N.B. een aantal studenten bezit meerdere smartphones, deze studenten zijn slechts eenmaal meegeteld in de genoemde percentages in deze alinea).Het is onze verwachting dat de geringe stijging in het aantal smartphone gebruikers de aankomende jaren zal aanhouden, uitgaande van landelijke verkoopgegevens van onderzoeksbureau GFK waarin staat dat in maart 2011 voor het eerst de verkoop van smartphones de verkoop van “simpele telefoons” overstegen heeft.
De meeste smartphone bezitters onder de studenten hebben een iPhone (17%), maar deze aantallen liggen zeer dichtbij elkaar (Android en Blackberry elk 13%, overige systemen 15%).
Gebruik Social MediaHyves is onder de studenten uit. Slechts 15% van de studenten logt enkele keren per week of dagelijks in op deze account. 76% van de studenten gebruikt Hyves niet of tot helemaal nooit. Facebook wordt echter intensiever gebruikt. 80% heeft een Facebook profiel, waarbij meer dan de helft van de studenten aangeeft dit account meerdere malen per dag te checken. Het percentage sociale netwerkgebruikers is ongeveer gelijk gebleven aan 2010, maar er is een duidelijke verschuiving waarneembaar van Hyves naar Facebook.
Sociaal Netwerken op het professionele vlak is bij Geneeskunde studenten minder populair: slechts 13 % van de studenten heeft een account aangemaakt op Linkedin. Ook Twitter heeft het hart van de Geneeskunde student niet kunnen veroveren: slechts 22% heeft een account op Twitter, waarbij 8% van de studenten dagelijks of meerdere malen per week ook daadwerkelijk Twitter gebruikt. In 2010 had slechts 15% een Twitter account, dus er lijkt sprake van lichte, maar langzame toename. Voor MySpace en Orkut geldt hetzelfde, weinig tot geen studenten maken hiervan gebruik.
Wat willen studenten met ICT in het Onderwijs?
Op basis van een 10-puntsrankingvraag met vastgestelde onderwerpen hebben de studenten aangegeven waar volgens hen de prioritering binnen team OT het aankomende jaar moet liggen (zie onderstaande grafiek en bijlage 1). De studenten geven aan dat ze vooral willen dat er meer webcolleges worden aangeboden (22%), gevolgd door “Meer digitale oefentoetsen (bijvoorbeeld door oude tentamens te digitaliseren)” (19%). Betere kwaliteit van e-learningmodules en betere inbedding van e-learningmodules in het onderwijs staan met respectievelijk 13% en 12% op de derde en vierde plaats.
Webcolleges
Met ingang van januari 2011 is binnen de Geneeskunde opleiding een communicatieplan opgesteld dat als doel heeft om zoveel mogelijk grootschalige hoorcolleges als webcollege aan studenten aan te bieden. Op dit moment worden 12 van de 15 vakken binnen de Bachelor opleiding achteraf aan studenten aangeboden als webcollege. De doelstelling van het communicatieplan is om dit in 2011 uit te breiden naar alle vakken.
Digitale oefentoetsen
Het is de intentie van team Onderwijstechnologie om op het gebied van formatieve toetsing de aankomende periode grote slagen te slaan. Op dit moment lopen binnen de Bachelor en binnen de Master twee kleinschalige initiatieven waarvan team OT, bij goede resultaten en ervaringen, hoopt op verdere opschaling binnen de Geneeskunde opleiding.
E-learning
Omdat het team OT signaleert dat de kwaliteit van de e-learningmodules en de inzet hiervan in het onderwijs nogal varieert, is deze vraag aan de studenten voorgelegd. Gezien de prioritering die studenten aan dit onderwerp hebben gegeven, kan gezegd worden dat zij dit ook gesignaleerd hebben. Het eerste punt betreft de inbedding van de e-learningmodules in het onderwijs: sommige e-learningmodules worden aan studenten aangeboden zonder dat er later in het onderwijs nog op de inhoud wordt teruggekomen of dat deze behoort tot de getentamineerde stof. De meerwaarde van de e-learningmodule is daardoor onduidelijk en de inzet van e-learningmodules in het onderwijs is ook niet altijd even relevant. Er zal bij een volgend curriculum ontwerp duidelijker aangestuurd moeten worden op een blended leervorm, waarbij de e-learning goed is ingebed in het onderwijs.
Het tweede punt, de kwaliteit van e-learning heeft twee oorzaken: ten eerste is de doelstelling van de e-learning is niet altijd duidelijk. Sommige e-learningmodules hebben een zelftoetsend karakter waarbij er geen sprake is van kennisoverdracht; iets wat studenten wel verwachten. Het komend jaar zal er dan ook op gericht zijn hierin duidelijke keuzes te maken: indien er wordt gekozen voor een e-learningvorm dan zullen de modules ook moeten voorzien van betere uitleg en feedback. Indien er wordt gekozen voor een meer toetsend karakter, dan zullen weer andere aspecten benadrukt moeten worden. Een andere verklaring voor de wisselende kwaliteit van de e-learningmodules is de betrokkenheid van de docent, ofwel de inhoudsdeskundige. Deze betrokkenheid is zeer wisselend, wat weer tot uiting komt in de kwaliteit van de e-learningmodules.
Wat vinden studenten minder belangrijk?
De onderwerpen “Meer digitale eindtoetsen i.p.v. schriftelijke eindtoetsen”(22%), “Betere inbedding van digitaal portfolio in het onderwijs” (19%) en “Een digitaal portfoliosysteem met meer functionaliteiten / hogere gebruiksvriendelijkheid “(17%) kregen de laagste prioritering toegewezen (ranking 9 en ranking 10). Ook het onderzoeken van nieuwe mogelijkheden in het onderwijs, zoals het gebruik van Apps, e-readers, Twitter en Facebook” vinden studenten minder belangrijk (15%).
Digitale eindtoetsen
Erg opvallend aan de prioriteringsvraag is dat digitale formatieve toetsing hoog scoort op de prioriteitenlijst van de studenten, terwijl digitale summatieve toetsing het laagst scoort. Een verklaring hiervoor wordt gegeven in de open antwoorden van de studenten. Digitale formatieve toetsing is aantrekkelijk omdat het studenten vrijblijvend de mogelijkheid biedt om plaats- en tijdsonafhankelijk inzicht te krijgen in de individuele voortgang. Digitale summatieve toetsing wordt daarentegen door studenten als onaantrekkelijk genoemd als gevolg van grote afhankelijkheid van de techniek en omdat studenten tijdens de toetsafname meer afgeleid worden (ventilatoren, tikken op toetsenbord, geschuif met de muis over bureau etc.).
Digitaal portfolio
Het digitaal portfolio neemt bij de studenten een onbelangrijke plaats in. Dit komt overeen met de bevindingen van team OT wanneer het gesprek met docenten wordt aangegaan. Bij zowel de meeste studenten als de meeste docenten lijkt de meerwaarde van een digitaal portfoliosysteem niet bekend te zijn. Het digitaal portfolio project dat onlangs binnen Onderwijs & Studentenzaken AMC van start is gegaan hoopt hier een einde aan te maken. Gedurende dit project zal een onderwijsvisie worden geformuleerd met betrekking tot digitaal portfolio gebruik binnen de Geneeskunde opleiding. Ook zal deze visie vertaald worden naar functionele eisen van een porfolio systeem. Het is de verwachting dat door het bepalen van de onderwijsvisie en het betrekken van zowel docenten als studenten bij dit traject uiteindelijk meer draagvlak wordt gecreëerd in het digitaal portfoliogebruik en ook de meerwaarde bij alle doelgroepen duidelijker wordt.
Onderzoeken van nieuwe mogelijkheden
Het onderzoeken van nieuwe mogelijkheden in het onderwijs zoals het gebruik van Apps, e-readers, Twitter en Facebook scoort relatief laag in de prioriteringsvraag. Uitgaande van de gegeven antwoorden zijn de studenten van mening dat team Onderwijstechnologie vooral de aandacht moet besteden aan de ontwikkeling en onderhoud van bestaande diensten (formatieve digitale toetsing, webcolleges en e-learning). Dit kan mogelijk verklaard worden door het feit dat studenten niet daadwerkelijk zien en/of merken dat het team bezig is met ontwikkelen van nieuwe diensten, en dat deze nieuwe diensten, na een aantal succesvolle pilots, als vaste dienst aan studenten worden aangeboden. Een mooi voorbeeld hiervan zijn de webcolleges; drie jaar geleden werden de eerste voorzichtige pilots gedaan en nu zijn alle collegezalen voorzien van een automatisch cameravolgsysteem en geven studenten massaal aan meer webcolleges in het onderwijs te willen. Een ander succesvol voorbeeld is het de inzet van stemmen tijdens de colleges. Ook dit is inmiddels een vast onderdeel van het studieprogramma geworden.
Stellingen
Tot slot zijn zeven stellingen aan de studenten voorgelegd. Elk met een 5-puntsschaal van “helemaal mee eens” tot en met “helemaal mee oneens”. De zesde antwoordoptie was “niet van toepassing”. Deze antwoordoptie is niet meegenomen in het berekenen van de gemiddelde antwoordscore in onderstaande grafiek.
Uitschieters bij deze vraag zijn de stellingen “Door het aanbod van online colleges ben ik minder aanwezig in de collegezaal” (3,82) en “(Digitale) bonuspunttoetsen zetten mij aan om eerder in het blokonderwijs de studiestof te bestuderen” (1,84).
Aanwezigheid college met betrekking tot het aanbod webcolleges
Eerder onderzoek onder AMC studenten heeft aangetoond dat het aanbieden van webcolleges niet ten koste gaat van aanwezigheid in de collegezaal. De resultaten van deze enquête en observaties in de collegezaal ondersteunen de bevinding. Het overgrote deel van de studenten geeft aan dat zij webcolleges niet gebruiken als vervanging van het hoorcollege ter plaatse. Ook uit de statistieken van het online bezoek van de webcolleges kan worden geconcludeerd dat studenten deze voornamelijk gebruiken om moeilijke stukken van het college terug te kijken. Zelden worden gehele colleges van het begin tot einde terug gekeken door de studenten.
Tot slot zijn zeven stellingen aan de studenten voorgelegd. Elk met een 5-puntsschaal van “helemaal mee eens” tot en met “helemaal mee oneens”. De zesde antwoordoptie was “niet van toepassing”. Deze antwoordoptie is niet meegenomen in het berekenen van de gemiddelde antwoordscore in onderstaande grafiek.
Uitschieters bij deze vraag zijn de stellingen “Door het aanbod van online colleges ben ik minder aanwezig in de collegezaal” (3,82) en “(Digitale) bonuspunttoetsen zetten mij aan om eerder in het blokonderwijs de studiestof te bestuderen” (1,84).
Aanwezigheid college met betrekking tot het aanbod webcolleges
Eerder onderzoek onder AMC studenten heeft aangetoond dat het aanbieden van webcolleges niet ten koste gaat van aanwezigheid in de collegezaal. De resultaten van deze enquête en observaties in de collegezaal ondersteunen de bevinding. Het overgrote deel van de studenten geeft aan dat zij webcolleges niet gebruiken als vervanging van het hoorcollege ter plaatse. Ook uit de statistieken van het online bezoek van de webcolleges kan worden geconcludeerd dat studenten deze voornamelijk gebruiken om moeilijke stukken van het college terug te kijken. Zelden worden gehele colleges van het begin tot einde terug gekeken door de studenten.
Digitale bonuspunttoetsen
De afname van bonuspunttoetsen zijn een terugkerend punt van discussie onder sommige onderwijscoördinatoren en medewerkers van Onderwijs & Studentenzaken. Het voornaamste doel van de invoering van bonuspuntentoetsen binnen het Geneeskundecurriculum is studenten aan te zetten tot vroegtijdig studeren. Hiertoe worden twee toetsmogelijkheden in een onderwijsblok aangeboden waarbij studenten een zogenaamd bonuspunt kunnen halen voor hun eindcijfer. In deze enquête geven de studenten aan dat bonuspunttoetsen hen aanzetten om eerder binnen een blok van start te gaan met studeren (1,84). Eén van de oorspronkelijke doelen voor de invoering van bonuspunttoetsen lijkt hiermee behaald te zijn.
Studenten reageren op de stelling “door de afname van (digitale) bonuspunttoetsen heb ik goed zicht op mijn voortgang binnen het blokonderwijs” iets minder overtuigend (2,29). Dit heeft waarschijnlijk te maken met de feedback die studenten krijgen na afloop van een bonuspunttoets. Allereerst is het de vraag hoe betrouwbaar en representatief een toets van 15 vragen is. Bij een niet-representatieve/niet-betrouwbare toets kan geen conclusie worden getrokken uit de eindscore van de student. Ten tweede krijgen studenten vaak geen inzage in gegeven antwoorden omdat docenten de vragen in de toekomst nogmaals willen gebruiken. Het is de vraag of het geven van feedback naar aanleiding van een bonuspunttoets een aandachtspunt moet zijn voor docenten en medewerkers van O&S, rekening houdend met de voor- en nadelen. O&S heeft de wens geuit om binnen de afdeling van start te gaan met een onderzoek naar de effectiviteit van bonuspunttoetsing binnen de Geneeskunde opleiding. Bij voldoende capaciteit zal hiermee gestart worden.
Conclusie
De afgenomen enquête heeft team OT veel waardevolle informatie opgeleverd. De gegevens over studentensoftware en hardware(gebruik) zijn geactualiseerd en we weten wat studenten op het gebied van ICT en Onderwijs op dit moment belangrijk vinden.Op dit moment zal een soortgelijke enquête onder docenten worden uitgezet. Doel is om te onderzoeken of de verwachtingen met betrekking tot ICT in het Onderwijs onder studenten en docenten gelijk zijn.
Op de website van het team OT zijn alle resultaten van de enquête nogmaals rustig terug te lezen.
https://sites.google.com/a/amc.uva.nl/onderwijstechnologie/ en op
https://sites.google.com/a/amc.uva.nl/onderwijstechnologie/nieuws/resultatenenqueteictinhetonderwijsbekend
Er zijn veel lezers die denk ik vooral aangetrokken worden door wat de STUDENT wil. Ik heg het initiatief genomen om een meting als deze breder te trekken, op SURF niveau. Christien Bok programmamanager platform ICT&O van SURF heeft dit soort onderzoeken ook al enige tijd op haar lijstje staan. We zijn het met elkaar eens dat onderliggende data van belang zijn. Aangezien ik ook in het Dagelijks Bestuur van dit platform zit gaan we het via deze weg inschieten bij de volgende PCP bijeenkomst. De VS achterna, prima de luxe! Dames Nynke en Kim jullie hebben wellicht een nieuwe trend ingeluid! Wie over soortgelijke onderzoeken beschikt meldde zich!
BeantwoordenVerwijderenHeerlijk, fijns zo'n multiblog!
Hi!
BeantwoordenVerwijderenInteressante gegevens! Hoe moet ik de tweede grafiek lezen? Bijv: "Meer gebruik stemkastjes" is 7%. Dus 93% van de ondervraagden heeft dit niet als laagste prioriteit. Dus de 7 procent vindt dat er als laatste aandacht besteed moet worden aan stemkastjes?
Alvast bedankt!
Nynke en Kim beschrijven allerlei thema’s en een aardige plaats is ingeruimd voor digitaal toetsen. Zowel in formatieve zin als summatieve zin. Aangezien dat thema mijn warme belangstelling heeft wil ik op dat stuk graag een reaktie geven.
BeantwoordenVerwijderenIk benader onderzoeken en conclusies waarin getracht wordt na te gaan wat studenten willen met ICT in het Onderwijs, altijd met de nodige terughoudendheid. De antwoorden van studenten worden niet ingekaderd door grenzen of na te streven doelen en studenten geven dan ook vaak aan dat ze eigenlijk alles wel willen. Zeker formatieve toetsen (thuis, zelf bepalen wanneer en hoe een toetsje te doen) zien ze als een aantrekkelijk aanbod. Gemak dient de mens. En dat mogen studenten op zich best vragen.
De ervaring die ik zelf heb met tussentoetsen dat het 'zomaar' aanbieden van dergelijke toetsen vrij nutteloos is. Studenten gaan deze toetsen over het algemeen niet maken. Zeker niet als daar in hun beleving weinig voor hen tegenover staat. Zelfs niet als daar bonuspunten tegenover staan zoals in de conclusies over de Digitale bonuspunttoetsen van Nynke en Kim. Het op een goede manier verweven van formatieve toetsen in het Onderwijs is geen sinecure. Je moet als docent dergelijke toetsen in de tijd heel goed timen, je moet er aandacht aan besteden in je colleges, je moet goed nadenken over de soort en timing van de feedback die je geeft etc. Als je dat doet, dan blijkt uit onderzoek dat het maken van toetsvragen een groot effect heeft op het onthouden van informatie.
De ‘weerzin’ die studenten hebben tegen digitaal summatief toetsen is interessant om te bestuderen en om serieus te nemen. Zeker omdat we bij de VU aan het nadenken zijn over een digitale toetszaal voor grote groepen studenten. De studenten hechten zeer veel waarde aan een ‘super-stille’ tentamenomgeving. Computers zouden daar bij afleiden door het geklik van muizen en toetsenborden en het gezoem van ventilatoren. Ik denk dat dat aspect zeker in ogenschouw moet worden genomen (door mensen zoals ik) die dit soort voorzieningen proberen te realiseren: stille toetsenborden!!
Ik hou me echter ook vast aan onderzoek dat ooit gedaan is door Rickett en Wilks over de waardering van digitaal toetsen door studenten. Zij kwamen er achter dat de waardering van studenten niet werd bepaald door de kwaliteit van de toets of toetsvragen, maar vooral door de kwaliteit van de grafische vormgeving …
Ricketts, C. (2001). WHAT FACTORS AFFECT STUDENT OPINIONS OF COMPUTER-ASSISTED ASSESSMENT? 5th CAA Conference. Loughborough. Retrieved from https://dspace.lboro.ac.uk/dspace-jspui/bitstream/2134/1888/1/Ricketts_c1.pdf
Een mooie truc in Blackboard is 'adaptieve inhoud'. Hiervan kun je als docent gebruik maken om studenten/leerlingen te dwingen formatieve toetsen te maken. Met 'adaptieve inhoud' verschijnt een volgende opdracht, bijvoorbeeld een praktijkvoorschrift, pas nadat een formatieve toets voldoende is gemaakt.
BeantwoordenVerwijderenHet onderwijs wordt hiermee een stuk efficiënter.