maandag 3 oktober 2011

Niet langer meer botsen…


Carien van Horne
Aan het woord is Lowie Vermeersch, auto-ontwerper (VK, 6-09-2011):
“Auto’s worden vandaag gemaakt om te botsen. Een hoop metaal hangt er alleen voor dat ene moment dat hij crasht. De voorkant is de laatste vijftien jaar dikker geworden zodat de persoon die je aanrijdt niet onder maar op de auto valt. Door die dikkere neus is de bestuurder steeds hoger gaan zitten om er boven uit te kunnen kijken. De auto wordt hoger en dus breder, daardoor was een grotere motor nodig en moest ook het chassis versterkt worden. Een groot domino-effect.
Zou je je kunnen voorstellen hoe drastisch het ontwerp van de auto verandert als je het paradigma omdraait: geen auto’s meer ontwerpen die crashen maar intelligente auto’s die aanrijdingen voorkomen. Kunnen we meteen ook de verkeerslichten wegdoen…”

Waarom moet ik bij zijn citaat toch steeds denken aan onze student (als lijdend voorwerp) in het onderwijs?

Het paradigma in het onderwijs gaat uit van een soortgelijk principe: onderwijssoorten zijn gescheiden van elkaar, de student is het lijdend voorwerp en moet geholpen in de overgang naar het volgende onderwijsniveau. Hopelijk botst het niet…

Er is de laatste jaren veel gesproken over doorstroom in het onderwijs: doorlopende leerlijnen, aansluitingsprogramma’s, analyses van verschillen tussen de verschillende onderwijssoorten.

De lijst van publicaties en programma’s is talrijk. Telkenmale komt het probleem van uitval naar voren: we zetten veel energie in op het verwerven van benodigde vaardigheden om het hogere niveau te halen: kortom er moet meer ingezet worden op de voorbereiding. Vrij vertaald zou je kunnen zeggen: het motto is voorkomen dat ze uitvallen, voorkomen dat ze ‘crashen’.

Hoe kunnen we het paradigma omdraaien?

Het SURF project Doorst(r)omen in de keten (DINK) (samenwerkingsproject tussen HU en Saxion, en een aantal ROC’s ) sloot zich aan in de rij van doorstroomprojecten in 2009.

Belangrijkste doel in het project is de inrichting van een generiek doorstroommodel die de doorstroom van het mbo naar het hbo zou kunnen sturen via het gericht laten aansluiten van de competentie-niveaus. De sleutel die wij voor succesvolle aansluiting zien is een versterking van de interactie tussen mbo- en hbo-studenten door met elkaar samen te werken in praktijkprojecten

(die op verschillende niveaus konden worden uitgevoerd en beoordeeld).

Twee jaar verder in het project maken we de balans op en stellen vast dat de klus van aansluiting via competentie-niveaus (en praktijkprojecten) een weg met hindernissen is geweest.

Een aantal constateringen in het proces:
- voor de mbo- en hbo- aansluiting stellen we vast dat de mbo-kwalificatiedossiers en de hbo- beroeps- en opleidingsprofielen volledig (?) onafhankelijk van elkaar zijn ontwikkeld.
- voor het ontwikkelen van authentieke opdrachten (praktijkprojecten) waarin mbo- en hbo-studenten zinvol met elkaar kunnen samenwerken is het van belang dat het hbo-beginniveau in termen van mbo-kwalificaties kan worden benoemd.

Maar welke zijn de factoren of criteria die dan kritisch zijn in het bepalen van het opleidings- of kwalificatieniveau?
Op grond van vergelijk (normenstelsels oa. Het Europees kwalificatiekader) zijn er een aantal kritische factoren in het bepalen van het opleidingsniveau mbo4 of hbo-bachelor:
- kennis en vaardigheden: een hbo-er heeft een groter overstijgend vermogen; de mbo-er is in staat kennis van andere deskundigen/bronnen te gebruken.
- werkzaamheden: er is een verschil in reikwijdte: een mbo-er is verantwoordelijk voor een uitvoeringsonderdeel terwijl een hbo-er verantwoordelijkheid kan dragen voor een groter geheel (een project of een werkproces).
- werksituatie: de context waarin de hbo-er zijn werkzaamheden uitvoert is complexer, vooral door de grotere onvoorspelbaarheid.
- Zelfstandigheid: we werkzaamheden van de mbo-er zijn meer ingekaderd en vaker onder toezicht van een hbo-er;
- Interactie met anderen: de hbo-er heeft meer leidinggevende taken en een grotere rol bij het opleiden van anderen.

Zelfstandigheid


C


D


E

B


C

D

A


B

C


-----Complexiteit----

Uiteindelijk zijn de kritische factoren te rangschikken naar twee dimensies, de dimensie Zelfstandigheid en de dimensie Complexiteit,

De dimensies complexiteit en zelfstandigheid bepalen in samenhang het competentieniveau, immers hoe complexer de werkzaamheden die iemand kan uitvoeren en hoe zelfstandiger hij/zij te werk kan gaan, hoe hoger het competentie-niveau. Om gefundeerd onderscheid te kunnen maken tussen competentieniveaus is daarmee een nieuw model ‘geboren’ waarin de dimensies complexiteit en zelfstandigheid.met elkaar in verband staan: het ZelCom-model.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten